De tweede ‘Berkeley conference on Dutch Linguistics’
Een aardbeving drie dagen tevoren kon niet beletten dat een succesvolle tweede ‘Berkeley Conference on Dutch Linguistics’ gehouden werd op vrijdag en zaterdag, 20 en 21 oktober 1989, op de campus van de Universiteit van Californië te Berkeley. Dit colloquium werd georganiseerd door Johan P. Snapper en Thomas F. Shannon van deze universiteit, op initiatief van de Koningin Beatrix Leerstoel voor Nederlandse taal, literatuur en cultuur aldaar. Het was een geslaagd gebeuren dat door de deelnemers zeer gewaardeerd werd, temeer omdat bijna alle sprekers aan een andere universiteit (-campus) werkzaam zijn en men dus hier de zeldzame kans had om samen te confereren.
Op vrijdagavond gaf J.W. de Vries (Rijksuniversiteit Leiden) de hoofdlezing. Deze in het Nederlands gehouden lezing werd ook bezocht door Nederlandstalige mensen uit de omgeving. Ze was meer algemeen van aard en had de invloed van het Nederlands op het Engels en het Indonesisch tot onderwerp.
De rest van de lezingen werd in het Engels gehouden; ze werden voornamelijk bezocht door academici. Vijf van de tien lezingen betroffen de historische taalkunde van het Nederlands. Jan Goossens (Westfälische Wilhelmsuniversität Münster) sprak over de dialecten in het oosten van het land en hun verwantschap: lopen de isoglossen voornamelijk van noord naar zuid of van oost naar west? De lezing van Herbert Penzl ( University of California, Berkeley) ging over het dialect waarin Henric van Veldeke schreef: een Nederlands of een Duits (of allebei)? De lezing van Edgar C. Polomé (University of Texas, Austin), ging over de herkomst van bepaalde Nederlandse woorden waarvan wordt beweerd dat ze deel uitmaken van een pre-Germaanse substraat. Gary W. Davis (University of Wisconsin, Milwaukee) sprak over fonetische invloeden op de diachronie van woorden die anders moeilijk uit te leggen zijn. In zijn lezing sprak Robert B. Howell (University of Wisconsin, Madison) over het effect van de Brabantse expansie na de val van Antwerpen op de Middelnederlandse i.
Verder waren er een sociolinguistische studie door Roland Willemyns (Vrije Universiteit Brussel) over prestigetaal en taalverschuiving in Brussel; drie lezingen betreffende de fonologie: Carlos Gussenhoven (Katholieke Universiteit Nijmegen) over toonsegmenten in de beschrijving van de intonatie van het Nederlands; Thomas F. Shannon (University of California, Berkeley) over universele voorkeurswetten voor de structuur van lettergrepen en de Nederlandse fonologie; en Mieke Trommelen (Rijksuniversiteit Utrecht) over de rol van de laatste lettergreep in de beklemtoning van Nederlandse woorden; en voorts nog een lezing over de Nederlandse syntaxis: Robert S. Kirsner (University of California, Los Angeles) over de variatie tussen het gebruik van een indirect object en een voorzetselgroep met aan.
De enige negatieve kant van de conferentie was dan ook dat het aanbod nogal eenzijdig was: vijf lezingen over historische taalkunde, drie over fonologie, maar één betreffende de sociolinguïstiek en de syntaxis, en helemaal geen bijvoorbeeld over de pragmatiek.
Dit was het tweede Nederlandse taalkundecolloquium dat aan deze universiteit gehouden werd. De handelingen van de eerste (1985) zijn uitgegeven door het Dutch Studies Program.