Film
De Avonden
Denk niet dat je in Nederland ongestraft een door de hele natie geadopteerd literair meesterwerk kunt verfilmen. Producent Rene Solleveld en regisseur Rudolf van den Berg ondervonden het aan den lijve toen zij hun plannen voor de verfilming van De Avonden van Gerard Reve bekend
‘De Avonden’, met Viviane de Muynck als de moeder, Tom Hoffman als Frits van Egters en Rijk de Gooijer als de vader
‘De Avonden’, Thom Hoffman als Frits van Egters (op de achtergrond: Pierre Bokma).
maakten. Een storm van protest stak op. Eensluidend klonk het oordeel van Nederlandse literatuurwetenschappers en filmcritici:
De Avonden is onverfilmbaar, op deze film ken gods zegen niet rusten.
Men hield het hart vast, niet in de laatste pleats omdat menigeen het boek al jaren als een bijbel op het nachtkastje had liggen. Privé-eigendom was het geworden, waar niemand aan mocht komen.
Ruim twee jaar na de Tweede Wereldoorlog werd de debuutroman van (toen nog) Simon van het Reve gepubliceerd en vrijwel onmiddellijk bekroond met een letterkundige prijs. Het boek sloeg in als een donderslag uit de heldere hemel van een gezapig, dapper wederopbouwend burgervolkje. Nu nog verbaast de schrijver zich erover hoe drommen voor- en tegenstanders zich in slagorde opstelden. ‘Het Hollandse binnenhuis wordt bevuild’, constateerden sommigen. ‘Het is de roman waarop men wachtte’, meenden anderen. De Avonden werd vooral gezien als een navrant portret van een van alle illusies beroofde naoorlogse generatie. (Een handig excuus voor diegenen die de werkelijkheid van hoofdpersoon Frits van Egters niet herkenden, noch wilden accepteren).
‘Het was donker, toen in de vroege morgen van de tweeëntwintigste december 1946 in onze stad, op de eerste verdieping van het huis Schilderskade 66, de held van onze geschiedenis, Frits van Egters, ontwaakte’, luiden de eerste zinnen van De Avonden. En de voorlaatste: ‘Het is gezien’, mompelde hij, ‘het is niet onopgemerkt gebleven’.
Tussen beide zinnen spelen zich in een tijdsbestek van tien dagen, de summiere belevenissen van Frits af: zijn ongerichte hunkering en benauwenis in dromen en nachtmerries waarmee hij zijn kleinburgerlijk milieu ontstijgt; de dagelijkse tredmolen van een kantoorbaan en 's avonds een enkel bezoek aan vrienden; het ouderlijk huis, met een smakkende, boerende, winden latende, half dove vader en een sloverige moeder.
Ziekte, verval en dood fascineren hem, in een bestaan dat hem banaal en zinloos lijkt en waarin zijn ouders hem zowel mateloos ergeren als zijn gevoelens van deernis opwekken.
Dat Reve met zijn alter-ego Frits van Egters niet slechts de stem van zijn eigen generatie was, mag blijken uit de belangstelling die het boek al die jaren levend hield en uit de polemieken die opnieuw ontstonden naar aanleiding van de film.
Een verrassend fraaie en ontroerende film, ingehouden en sober in de huiselijke scènes, exu-