het niveau van het onderzoek van de receptie van de Nederlandse literatuur in het buitenland bijzonder actief zijn.
Onder het thema ‘Nederlands als vreemde taal’ worden lezingen gepubliceerd als die van J. de Vries over het verschil tussen het onderwijs van het Nederlands als vreemde en als tweede taal en die van L. Beheydt waarin hij een radiocursus Nederlands voor Franstaligen presenteert of waarin hij het probleem stelt van de evaluatie van de taalvaardigheid. Interessant is ook de bijdrage van A. Sciarone over de ‘Delftse methode’. Heel uitvoerig na te lezen zijn de werkzaamheden van de workshop ‘didactiek van de taalkunde’. Met onderwerpen als ‘overeenkomsten en verschillen tussen Nederlandse en Hongaarse vaste woordverbindingen’, ‘valentie in de Nederlandse taalkunde’ en het oude probleem van de leerboeken leveren H. Eickmans, E. Mollay en R. Leclercq een serieuze bijdrage tot de rehabilitatie van de taalkunde in de Neerlandistiek extra muros, die in vele centra ten onrechte als stiefkind wordt behandeld.
Naast het rapport van de werkgroep ‘Ervaringen met de ANS’ (R. Vismans), de bijdragen over literatuur in vertaling, Nederlands als vreemde taal en een bijdrage van S. Vanderlinden over het onderwijs van de moderne literatuur waarin ze heel wat praktische suggesties doet, vindt de lezer in de Handelingen onder de titel ‘vrije markt’ nog een reeks van voordrachten over onderwerpen als taalverwerving en grammatica (B. de Boer en S. Nanning over het gebruik van lees- en luisterteksten, K. van de Poel over de woordenschataanbreng op basis van de Woordenlijst elementaire kennis, K. Groeneboer over het Nederlands als vreemde taal in de Indonesische archipel, P. Janota onderzoekt de mogelijkheden van de computer en A. Lefevre verdedigt het gebruik van de poëzie bij het taalonderwijs op het elementaire niveau. Verder heeft Z. Klimaszewska het over de verbale fraseologie van het Nederlands, D. Ross over de polysemie in Italiaanse en Nederlandse structuren en B. Donaldson over de tijdsaanduiding in het Afrikaans).
Zoals altijd komt ook het literatuuronderwijs en de rol van de Nederlandse literatuur en de Nederlandse cultuur in het buitenland ter sprake. Ditmaal met thema's die variëren van de ontdekking van een tot nu toe onbekend Middelnederlands gebedenboek in Wroclaw (S. Predota) en Nederlandse oude drukken in de universiteitsbibliotheek van Wroclaw (S. Kiedron) tot een confrontatie van Brueghel met Huygens (J.A. van Leuvensteijn) en voordrachten over het werk Nederlandstalige Dichters in Curaçao (W. Rutgers), F. van Eeden (J. Gera) en F. Bordewijk (G. Groppo), naast een bijdrage van E. Mollay over Carolus Clusius, een voordracht van B. Rajman over Vlaanderen en de ‘kennis van land en volk’ en de uiteenzetting over het gebruik van de Nederlandstalige versie van het computerprogramma met de paradijselijke naam ‘Adam en Eve’, waarmee oefeningen voor de taalverwerving gegenereerd kunnen worden. (L. Baten, M. Claes, L. Dieltjens, J. Vanparys). De verschillende teksten zijn echter niet gerubriceerd wat het zoeken naar bijdragen over bepaalde onderwerpen niet vergemakkelijkt.
Niet ten laatste moet nog gewezen worden op de openingslezing van J. Delen waarin hij pleit voor meer zelfverzekerdheid in zake de eigen cultuur en voor een maximale ondersteuning van de buitenlandse neerlandici, de lezing van W. Prevenier over de vijftiende-eeuwse cultuur van de Bourgondische Nederlanden en de bijdragen van P. King en H. Vekeman over de Neerlandistiek in interdisciplinair perspectief. Uit de laatste lezingen blijkt duidelijk dat verruiming van het wetenschappelijk perspectief niet alleen het onderzoek ten goede komt maar ook mogelijkheden biedt voor de toekomst van de Neerlandistiek extra muros en de docentschappen in het buitenland.
Wie de verslagen van dit colloquium vergelijkt met die van het negende stelt vast dat het zich niet meer van verslagen van andere wetenschappelijke conferenties die de titel ‘handelingen’ krijgen, onderscheidt. Dit ging echter ten koste van de verslagen van de vergaderingen per taalgroep, d.w.z. de berichten over de besprekingen van de meer interne aangelegenheden van de IVN, die, in tegenstelling tot vroeger niet meer in het verslag verschijnen. Maar misschien kan men later met een kleine bijlage nog aan deze behoefte voldoen.
H. van Uffelen
Handelingen Tiende Colloquium Neerlandicum, Redactie F. Balk-Smit Duyzentkunst, Th. Hermans, P. de Kleijn, IVN, 1988, 385 p.