Ons Erfdeel. Jaargang 33
(1990)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |
voor Vlaanderen te worden. Behalve Blueberry Hill (het kassasucces van Robbe de Hert), Sailors don't cry (de mislukte film van Marc Didden), Trouble in Paradise (de nauwelijks gepromote politieke thriller van nog maar 's Robbe de Hert), Boerenpsalm (de achterhaalde boerenfilm van Roland Verhavert), Dilemma (het moeizame debuut in de lange speelfilm van Freddy Coppens) en Cruel Horizon (de eindelijk technisch knap afgewerkte exploitationfilm van Guy Lee Thijs) waren er, en gelukkig maar, ook Wait until Spring, Bandini (Dominique Deruddere) en Het Sacrament (Hugo Claus). Deze laatste twee films beleefden hun première op het Zestiende Internationaal Filmgebeuren van Vlaanderen. Dit festival, dat uitgroeide tot het grootste en succesrijkste van België, vond van 11 tot 21 oktober 1989 opnieuw te Gent plaats. Zoals vorige jaren was de competitie gericht op speelfilms die niet over muziek handelen maar waarin de muziek een bijzondere functie vervult. De internationale jury, waarin o.a. de R.W. Fassbinder-componist Peer Raben zetelde, bekroonde dit jaar Zwarte Regen van de Japanse cineast Shohei Imamura. | |
Wait until Spring, BandiniDe film van Dominique Deruddere is een Francis Ford Coppolaproduktie,
Joe Mantegna en Faye Dunaway in ‘Wait until Spring, Bandini’.
Hugo Van Den Berghe en Frank Aendenboom in ‘Het Sacrament’. een internationale coproduktie, waarin de jonge Vlaamse cineast zijn enorme filmtalent o.m. dank zij een budget van tweehonderd miljoen BF en top-acteurs als Joe Mantegna, Ornella Muti, Faye Dunawaye en Michael Bacall, rijkelijk kon ontplooien. Deruddere maakte van de gelijknamige roman van de Amerikaan John Fante een melodramatische happy-end-story (de overspelige Bandini zal Kerstmis weer samen met zijn gezin doorbrengen) met een licht ironische ondertoon. Aldus past zijn film helemaal in de commerciële opties van de Amerikaanse filmindustrie, vroeger en nu. M.a.w. de Vlaming Dominique Deruddere heeft gedemonstreerd dat hij een naar Amerikaanse normen perfecte film kan draaien. Dat is op zichzelf al een opmerkelijke prestatie. Het filmtalent van de cineast en de commerciële feeling van de Vlaamse producent Erwin Provoost hebben daarin een belangrijker aandeel dan de twintig miljoen Belgische frank die van de Vlaamse Gemeenschap afkomstig zijn. Ook thematisch is dit echter het geval. Het gaat immers over de lotgevallen van een Italiaanse immigrantenfamilie in de Verenigde Staten. Vraag derhalve is in hoeverre de Engelstalige Wait until Spring, Bandini als een Vlaamse filmproduktie te beschouwen valt. Wel hebben de | |
[pagina 137]
| |
producent en cineast ervoor gezorgd dat de montage (Ludo Troch) in eigen handen bleef en in eigen land plaats vond. | |
Het SacramentDat daarentegen Het Sacrament van Hugo Claus een Vlaamse filmproduktie én film is, kan niemand betwijfelen. Met een budget van ongeveer veertig miljoen BF, uitsluitend uit privé-kapitaal afkomstig, slaagt de zestigjarige kandidaat voor de Nobelprijs van de literatuur erin een unieke en eigenzinnige speelfilm te realiseren. De voor Vlaamse normen superproduktie van Deruddere verdwijnt thematisch in het niets in vergelijking met de kracht die van Het Sacrament uitgaat. Claus' verhaal, hetzelfde als dat van zijn roman Omtrent Deedee (1963) en het toneelstuk Interieur (1971), is opgebouwd als een klassiek drama: er is een zogoed als perfecte eenheid van plaats, tijd en actie. Eén keer per jaar komen de familieleden samen in de pastorij van pastoor Heylen bijgenaamd Deedee (Frank Aendenboom). Met een mis, een bezoek aan de begraafplaats en een Bourgondische maaltijd herdenken ze het overlijden van hun moeder. Bondig en raak weet de cineast zijn protagonisten te introduceren. Dat gebeurt o.a. door zijn talentrijk gevoel voor dialoog. 's Middags en tegen de avond loopt de gezellige familiereünie uit de hand. Om de verveling te verdrijven, wordt iedereen uitgenodigd aan een charadespel deel te nemen. Ondertussen maakt het drankverbruik de onderhuidse spanningen tussen de familieleden los. Het conflict spitst zich toe op Claude (een beloftevol debuut van Carl Ridders), de psychisch labiele zoon van Albert (Jan Decleir). Evenals de huishoudster Natalie (Ann Petersen) koestert hij een meer dan gewone bewondering voor de pastoor. Claude, die zich al door zijn homofiele aard een uitgestotene voelt, vindt bij Deedee niet de genegenheid die hij verwacht. Deedee heeft zich vastgepind op zijn geloof en zich aldus gepantserd tegen het ‘leven’. Ook elk van de andere familieleden heeft zijn of haar levensfrustraties en -angsten op een of andere manier gemaskeerd. Zoals in elke familieclan wordt al wie er niet echt bij hoort buitenspel gezet of de dupe van de onderlinge conflicten. Dat is het geval met de Brusselaar Gigi (vertolkt door Marc Didden, cineast van o.a. Brussels by Night), de vreemde eend in de bijt. Ten slotte reageert Deedee na de zelfmoord van Claude zijn onmacht en schuld af op zij die hem het meest nabij is: Nathalie. Claus' regie is bijzonder sober. Zijn uitstekend gecaste acteurs vermijden elke vorm van overacting. Daardoor slaagt de regisseur erin de kijker te overtuigen van de authenticiteit van zijn personages en de situaties waarin ze tot ontwikkeling komen. Hoewel het verhaal, dat op een reële anekdote berust, zich in de jaren vijftig afspeelt, zijn de meeste scé nes voor de Vlaamse kijker van vandaag nog herkenbaar. Door de theatraliteit in de opbouw van het drama, de enscenering en de fotografie van Gilberto Azedo, die ook al meewerkte aan de Claus-film Vrijdag (1980), weet de cineast bovendien het realistisch karakter van zijn film een symbolische dimensie te geven. Wat Dominique Deruddere technisch feilloos presteerde met Wait until Spring, Bandini kan Hugo Claus niet waarmaken. Anderzijds heeft Claus duizendmaal meer te vertellen over - ondanks alles - ‘zijn’ Vlaanderen dan Deruddere over de leefwereld van Italiaanse immigranten in de Verenigde Staten, hoezeer deze laatste zich ook inleeft in Fantes aangrijpende roman. Indien het toekomstige Verenigd Europa een filmproduktie met een eigen karakter wenst, dan is Hugo Claus als cineast momenteel belangrijker dan Dominique Deruddere, die zich hoe talentrijk ook, om den brode of omdat hij het wil, schikt naar de normen van de internationale, d.i. Amerikaanse cinema. Dat deze filmbusiness niet het ‘kerstverhaal’ is dat ze zich droomden, is wellicht de reden waarom zowel Deruddere als producent E. Provoost niet langer happig zijn op co-produkties met de Amerikaanse filmindustrie. En dat ondanks hun succesvolle samenwerking met het eigenzinnige maar toch erg persoonlijke Zoetrope-produktiehuis van niemand minder dan Francis Ford Coppola.
Wim de Poorter |
|