Indertijd samen met Wim Verstappen in de produktiefirma Scorpio Films, dat in een onwaarschijnlijk tempo low-budget-films vervaardigde en Nederland zo aan een heuse, professionele filmindustrie hielp. Talloze nu gerenommeerde filmmedewerkers leerden bij Scorpio Films het vak, echte Hollandse filmsterren straalden in de roddelbladen en het publiek schrok zich niet langer dood van films zonder ondertiteling. Wat ook de verdienste van de films geweest mag zijn, de verdienste van de makers was in ieder geval dat er zoiets als een continu filmbedrijf ontstond.
Als ‘godfather’ van dat bedrijf geniet Pim de la Parra een zekere reputatie. Dat neemt echter niet weg dat hij als regisseur de afgelopen jaren regelmatig het ‘nee’ van de subsidiefondsen moest aanhoren. Dit en de door hem geconstateerde manco's van de enige Nederlandse filmopleiding, de Nederlandse Film en Televisie Academie in Amsterdam, bracht hem er toe jonge mensen om zich heen te verzamelen om daarmee aan de slag te gaan.
Een ‘one man filmacademy’ noemde hij zichzelf al spottend, toen hij Lost in Amsterdam regisseerde. Een humoristische, cinema vérité-achtige thriller, waarin de Amerikaans-Nederlandse psychiater Ira Boldwasser alle professionele acteurs van het doek wegspeelde in zijn rol van detective Scotty.
Het is duidelijk dat het actief meewerken aan een bioscoopfilm voor jonge filmstudenten of al afgestudeerden aanlokkelijke perspectieven biedt, zelfs als ze voor hun zestien-urige werkdagen niet meer dan een winstaandeel van anderhalf tot vijf procent ontvangen. In de collectieve werkwijze is plaats voor ieders inbreng, de medewerking van ervaren filmmakers staat borg voor de overdracht van jarenlange praktijkkennis, men wordt niet gehinderd door een strakke hiërarchie, door competitie of wrevel over al te grote salarisverschillen, en de positieve benadering van het filmvak is als balsem op de ziel, die al te zeer beschadigd raakt door voortdurende opmerkingen over ‘het gebrek aan talent’ en ‘het gebrek aan geld’.
Talloze vrijwilligers boden zich dan ook spontaan aan toen een nieuwe ‘minimal movie’ werd opgezet. Deze keer niet geregisseerd door Pim de la Parra, maar door derdejaars filmacademiestudent Paul Ruven. Het scenario van Max & Laura & Henk & Willie, een lichtvoetige zedenkomedie spelend in het Amsterdam van de jaren tachtig, werd wel door De la Parra geschreven, samen met Ruven. Bovendien speelt hij een van de hoofdrollen, terwijl zijn ex-partner Wim Verstappen een belangrijke bijdrage levert in een dragende bijrol.
Niet alleen door de lijfelijke aanwezigheid van beide voormalige Scorpio-directeuren ademt Max & Laura & Henk & Willie de sfeer van de oude Scorpiofilms. Het geheel overtuigt door het zichtbare enthousiasme waarmee er aan gewerkt is, door de ironische kijk op hedendaagse relatieproblemen, de geïmproviseerd aandoende acteerprestaties, de dialogen vol zelfspot. Het is een aanstekelijk, humoristisch tijdsbeeld dat organisch lijkt voort te komen uit de hartelijke verhoudingen die er in de vriendengroep rond Pim de la Parra heersen. In dat opzicht lijkt de ‘godfather’ van de jaren zestig dezelfde rol in de jaren tachtig te gaan spelen. Met alle gevolgen voor het gebruik van de beeldtaal die een nieuwe generatie filmmakers zal hanteren. Een film kan niet in zes dagen, zonder geld worden opgenomen zonder dat dat consequenties heeft voor de stijl. In zowel Lost in Amsterdam als Max & Laura & Henk & Willie wordt van de nood een deugd gemaakt. In de eerste door het gebruik van lange plan sequence-shots, die de film een bijna documentair, authentiek uiterlijk geven. In de tweede door de eveneens lange ononderbroken scènes die worden afgewisseld met statische mediumshots, waarin de personages hun commentaar op de gebeurtenissen geven. Simpel, niet duur, maar door de directheid verademend en nog leuk ook.
Diegenen die vaststellen dat door de verschillende collectieven alleen maar wegwerpfilms worden gemaakt, kijken dan ook niet verder dan hun neus lang is. Op den lange duur zouden de stijlmiddelen best eens kunnen gaan doorwerken in op conventionele wijze gemaakte Nederlandse bioscoopfilms.
Als het aan Pim de la Parra ligt, zal de ‘minimal movie’-school een gevestigd instituut worden. Een produktie van vijf films per twee jaar staat hem voor ogen, en bij gebleken succes een structurele bijdrage van het ministerie van Cultuur. Omdat er toch ooit brood mee op de plank verdiend moet worden. In oktober 1989 regisseerde De la Parra dan ook al de derde collectieve no-budget-produktie, getiteld De nachten van de wilde ezels, met achter de camera de jonge succesvolle Argentijns-Nederlandse regisseur Alejandro Agresti (Secret Wedding). In november 1989 maakte Leonard Retel Helmrich zijn speelfilmdebuut met de film Openbaringen van een slapeloze, in februari 1990 gevolgd door het, wederom door De la Parra te regisseren Een heertje zonder verstand.
Al zal de kwaliteit van de films beneden verwachting blijken, dan nog zullen talloze jonge, veelbelovende filmmakers zich op deze manier in de praktijk kunnen scholen. In dat opzicht kan De la Parra's ‘one man filmacademy’ een uitstekende voedingsbodem zijn voor een gezond filmklimaat in Nederland. Onder zijn met overtuiging uitgesproken motto: ‘Film heeft meer met liefde dan met geld te maken’.
Gerdin Linthorst