De Vlaamse schilderkunst in het Prado
Buiten België zelf is er waarschijnlijk geen ander land waar zoveel Vlaamse kunst te zien is als in Spanje. Tijdens de Spaanse overheersing van Vlaanderen ontstond er een nauw contact tussen beide landen. De Vlaamse kunst viel zeer in de smaak bij de Spanjaarden en werd op grote schaal aangekocht. Vooral de Habsburgse vorsten hadden veel bewondering voor de schilders uit de ‘Spaanse Nederlanden’
Filips II had een voorkeur voor de verfijnde portretten van Anthonis Mor. Tevens werd hij gefascineerd door de fantasierijke voorstellingen van Hieronymus Bosch. Hij bezat een aantal werken van deze schilder, waaronder het beroemde drieluik De Tuin der Lusten. In de 17de eeuw, het tijdperk van de barok, slaagde Filips IV er in om de koninklijke verzameling aanzienlijk uit te breiden. Eén van zijn grote favorieten was Pieter Paul Rubens, die hij talrijke opdrachten gaf. Na de dood van Rubens kocht de vorst de belangrijkste werken uit de nalatenschap.
De koninklijke collecties vormen de kern van het Museo Nacional del Prado te Madrid. Hier zijn vrijwel alle bekende namen van de Vlaamse schilderschool vertegenwoordigd. Het was dan ook een logische keuze om een deel uit de reeks Flandria Extra Muros, waarin de Vlaamse kunst in het buitenland belicht wordt, aan dit museum te wijden.
In de inleiding van De Vlaamse schilderkunst in het Prado beschrijft conservator Matías Díaz Pádron het ontstaan van de collectie. Vervolgens worden 94 Vlaamse werken van het Prado besproken. De teksten zijn geschreven door diverse specialisten op het gebied van de Zuidnederlandse schilderkunst. Zo nam de auteur van Hieronymus Bosch. Het volledige oeuvre, Roger Marijnissen, de werken van deze schilder voor zijn rekening. In zijn boek wordt De Tuin der Lusten in negentien pagina's besproken. Hier had hij slechts 1½ bladzijde ter beschikking. Deze beperking heeft geresulteerd in een tekst die zeer goed leesbaar is en zich concentreert op de hoofdzaken.
Ook de overige teksten in het boek zijn ondanks hun beknopte karakter zeer informatief. De auteurs verliezen zich zelden in ingewikkelde wetenschappelijke verhandelingen, maar beperken zich tot de belangrijkste gegevens over het schilderij en de maker. Vooral de visuele kenmerken, zoals de opbouw van de compositie, en de verklaring van de afgebeelde scènes krijgen de aandacht. Hierdoor vormen de teksten een goede ondersteuning van het bekijken van de talrijke reprodukties. Ieder besproken werk is in fraaie kleuren en vaak met verschillende detailopnamen afgebeeld.
De 94 schilderijen zijn in chronologische volgorde geplaatst. Wie het boek doorbladert krijgt een indruk van de ontwikkeling die de Vlaamse schilderkunst van de 15de tot en met de 17de eeuw heeft doorgemaakt. De schilders