driaan dat ‘het niet goed is dat ik mij in wrevel afkeer van de mensen, terwijl ik zonder wrevel een regenbui zie aankomen, als ik in de polder sta te schilderen, en ik de boel moet inpakken’. Volgens Mondriaan was alleen een goede verhouding tot de natuur niet voldoende, ook zijn verhouding tot dat andere onderwerp de mens moest zuiver zijn.
Wat is er dan gebeurd, waardoor Mondriaan geschokt Amsterdam verliet en naar de streek van Uden vluchtte?
Duidelijkheid daarover geeft Van den Briel niet, integendeel, ergens beweerde hij zelfs dat Mondriaan nooit met hem daarover heeft gesproken. In ieder geval is in de nadagen van de grote spoorwegstaking in het idealistische wereldbeeld van Mondriaan, waarschijnlijk mede door boze tongen die de schilder voor homoseksueel uitmaakten omdat hij zijn afkeer toonde voor sommige anarchistische complotten, een bres geslagen.
Hij arriveerde begin 1904, met bagage en meubilair, in Uden en liet zich op het gemeentehuis opnemen in de bevolkingsregisters, als kunstschilder en niet als ‘onderwijzer teekenen’ zoals hij in Amsterdam stond vermeld. Ook dat was een belangrijke beslissing. Mondriaan verbrak in die dagen een verloving, omdat hij uitsluitend als schilder wilde leven en geen verplichtingen kon aangaan.
Is 1904 dan een scharnierjaar tussen de Mondriaan van de Amsterdamse polders en het latere geometrische werk?
Het werk dat Mondriaan in Brabant maakte, sluit aan bij de Haagse School. Het maakt deel uit van Mondriaans naturalistische periode, maar toont volgens Herbert Henkels reeds de contouren van een sterke neiging tot vereenvoudiging. In zijn autobiografische essay Toward the True Vision of Reality (1941) zegt Mondriaan iets over de voorkeur voor grijs weer, schemer of fel zonlicht in zijn vroeger werk waarin details wegvallen en de grote lijnen zichtbaar worden, en dat zou zeker kunnen slaan op zijn Brabantse periode. Daar komen, volgens Maureen S. Trappeniers in de kleine catalogus, deze weersomstandigheden voor. Maar toch stond Mondriaan in Brabant nog ternauwernood aan het begin van het schilderproces waarbij hij niet meer de voorstelling als voorstelling, maar als compositie in kleur en lijn laat zien.
Volgens Henkels, in een nawoord, kan ‘het jaar dat Mondriaan in Brabant doorbracht, als een rustpunt gezien worden, zowel in zijn persoonlijk leven als in zijn scheppend werk’. Maar tegelijk, zegt Mondriaan zelf in een artikel dat in De Stijl verscheen, ‘beschouwde hij het werk uit 1904 achteraf als een beginpunt voor latere ontwikkelingen.
Paul Depondt