Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 781]
| |
certreeks extra plaats inruimt voor werk van eigen bodem. Niet dat de programma's nu ineens zouden uitpuilen van Vlaamse composities. Tijdens het afgelopen concertseizoen stonden welgeteld drie Vlaamse werken op de affiches. Geef toe, op zeventien abonnementsconcerten zweemt dat nog lang niet naar overdaad of chauvinisme. Eindelijk een Meulemans! Hoewel de naam A. Meulemans (1884-1966) de meesten vrij vertrouwd in de oren klinkt, valt er van zijn muziek weinig of niets te bespeuren op de concertprogramma's. De man liet toch een indrukwekkend oeuvre na, waarin alle mogelijke genres vertegenwoordigd zijn. Naast liederen en koorwerken, kamer- en kerkmuziek schreef hij maar liefst vijftien symfonieën, meer dan tien concerto's en tal van andere symfonische bladzijden. Daarmee is hij een van de vruchtbaarste Vlaamse componisten uit de laat-romantiek; bovendien behoort hij tot de knapste orkestrators uit die generatie. Onbegrijpelijk waarom die Vlaamse componist met internationale allure zo zelden de affiches haalt. Zijn Dennensymfonie (derde symfonie) dateert uit 1933. Ze bestaat uit vier geledingen, die ononderbroken in elkaar overvloeien. De vier programma-titels verwijzen naar natuurstemmingen en -taferelen uit de geboortestreek van de componist, het land van de Demer. Na een zomerse maannacht leidt de componist de luisteraars door mysterieuze bossen naar een nachtelijke nimfendans en laat hen uiteindelijk genieten van een stralend ochtendgloren. Programmatische muziek, rijk en wisselend van sfeerschepping. A. Meulemans, die jarenlang het toenmalige symfonieorkest van het NIR (nu BRT) te Brussel dirigeerde, toont hier overtuigend zijn vakmanschap als orkestrator, zowel in het polychrome en impressionistische koloriet als in de structurele opbouw van hoogtepunt naar hoogtepunt. Een werk dat beslist niet in het vergeetboek mag worden opgeborgen en een CD-opname meer dan waard is. Naar jaarlijkse gewoonte stonden ook twee creaties op de programma's; twee opdrachtwerken die een echte verrijking betekenen voor het Vlaamse orkestrepertoire. Roland Coryn (oKortrijk 1938), vroeger altviolist in het Belgisch Kamerorkest en thans directeur van de Stedelijke Muziekacademie ‘Peter Benoit’ te Harelbeke, is als componist geen beginneling. Buiten enkele sonates en kamermuziekwerken schreef hij o.a. het oratorium Opus: Mens, een vioolconcerto en Quattro Movimenti voor groot orkest. Hoewel de titel van zijn laatste partituur het tegengestelde laat vermoeden, is Due pitture per orchestra niet geïnspireerd door een of ander schilderij. Het werk bestaat uit twee contrasterende klanktaferelen voor een indrukwekkend orkestapparaat met uitgebreid slagwerk. Volgens de componist is het geschreven onder invloed van het strijkkwartet van W. Lutoslawski. Opvallend is hier en daar de verwantschap met de sfeer en het klankidioom van Bartoks muziek. Daarmee is al duidelijk gezegd dat Due pitture geen experimentele of louter een geluidenconstructie is, maar een geladen en soms sfeerrijke bladzijde, waarin traditionele componenten als melodie, ritme, harmonie en contrapunt op een boeiende wijze vermengd worden met nieuwe en verrassende klankcombinaties. Het eerste deel bezit een ernstig en beschouwend karakter. Na een sombere inzet wordt een dodecafonische melodie in fugatostijl verwerkt. Begin- en eindfase worden door het koper gedomineerd; daartussen profileert het hout zich op een brede klankband van de strijkers. In het fel bewogen tweede deel met scherzo-achtig karakter komen alle groepen van het orkest in een concerterend spel aan bod. De tweede opdracht van het afgelopen seizoen ging naar Frank Nuyts (oOostende 1957).
Frank Nuyts (o1957).
Naast zijn studies voor slagwerk aan het Gentse Muziekconservatorium volgde hij cursussen aan het IPEM te Gent. Hij stichtte enkele ensembles voor eigentijdse muziek, waarmee hij vooral bladzijden van hedendaagse Vlaamse componisten als L. Goethals, B. Buckinx, F. Geysen, Cl. Coppens e.a. uitvoerde. Momenteel is hij leraar slagwerk aan het Kon. Muziekconservatorium van Gent. Tot nog toe componeerde hij haast uitsluitend kamermuziekwerken. Voor het Kon. Filh. Orkest van Vlaanderen schreef hij A symphony of scraps. Een dubbelzinnige titel, want het werk heeft helemaal niets te maken met een klassieke symfonie. Het is een verzameling van eenentwintig ‘scarps’ of overschotjes, niemendalletjes; eenentwintig losse spulletjes, die F. Nuyts één voor één gecomponeerd heeft en daarna naast elkaar geplaatst. Hoe vreemd het ook mag lijken, toch vertoont het werk geen verbrokkelde structuur, klinkt het op geen enkel ogenblik als een heterogeen samenraapsel. De scraps lopen zonder hiaat in elkaar over, zodat er één stroom muziek ontstaat. Zonder ergens een letterlijk citaat te verwerken, lonkt de componist herhaaldelijk naar de stijl en het idioom van de muziek uit het begin van deze eeuw. De luisteraar heeft de indruk nu eens een flits van Strawinsky, dan weer van Copland of een ander componist te horen. Het blijven evenwel vage herinneringen of stijlreminiscenties, bekeken door | |
[pagina 782]
| |
de bril van de componist. Zoals Coryn maakt ook Nuyts gebruik van een indrukwekkende bezetting, die hij evenwel zeer gedifferentieerd aanwendt. Echte avantgardistische technieken komen in dit werk niet voor. Integendeel, Nuyts schuwt geen melodische frasen of klassieke akkoordverbindingen en werkt zelfs met enkele terugkerende en herkenbare thema's. Tussen het somber begin en het etherische slot duiken diverse stemmingen en sfeerscheppingen op, die de luisteraar direct aanspreken. Het Kon. Filharmonisch Orkest van Vlaanderen heeft met die compositieopdrachten een loffelijke gewoonte in het leven geroepen. Het positieve resultaat ervan zal het orkest zeker stimuleren om op de ingeslagen weg voort te gaan.
Hugo Heughebaert |
|