maar toch ook cynische toon die het werk kenmerkt. De ondertitel doet echter eveneens denken aan een mengelmoesje en dat is het stuk inderdaad geworden, zowel wat de thematiek als wat de vormgeving betreft.
De auteurs nemen een vrij lange aanloop om de bal aan het rollen te brengen. Jean-Pierre Lambert is een ex-voetballer die zijn kansen tot het opbouwen van een carrière als prof-speler opgaf om te trouwen met Sonja Offenbach. Zijn vrouw runt een bedrijf in bouwmaterialen dat er weinig florissant aan toe is. Verder maakt de toeschouwer kennis met Elly, een ex-kapster die als hulpje en manusje-van-alles in het huishouden fungeert. De vroegere vriend Richard die nogal opdringerig komt binnenvallen en bovendien ook Jean-Pierres vader, Lode, uitnodigt, zal de actie van het stuk op gang brengen. Hij is tevens de stuwende kracht die de confrontaties van verschillende personages met elkaar en met hun verleden noodzakelijk maakt. Zo te zien hebben we hier dus te maken met een traditioneel analytisch drama waarin allerlei gebeurtenissen en verborgen motieven uit het verleden aan de oppervlakte gebracht worden. Het blijkt dat Jean-Pierre zijn tegenspeler Richard destijds bij een beslissende match omgekocht heeft. Sonja's verzet tegen een voetbalcarrière van haar man was wellicht meer ingegeven door wrok tegen haar vader. Jean-Pierres vader, Lode, werd als voorzitter van zijn club geschorst omdat hij een al te grote belangstelling aan de dag legde voor de jonge voetbalknapen. Dit alles en nog meer komt geleidelijk aan het licht bij een niet zo smakelijk dineetje dat spoedig ontaardt in een grote chaos. Een en ander lijkt op de traditionele huiskamerdramatiek. Precies om dat te voorkomen echter hebben de auteurs hun stuk voorzien van tal van knepen en show-elementen. Zo mogen verschillende personages zich als het ware voorstellen in een liedje. Dat levert enkele aardige parodieën op Vlaamse smartlappen en zogezegde luisterliedjes op, maar voegt nauwelijks iets toe aan de karakters zelf.
Het drama in zijn geheel wordt verpakt in de sfeer, de kleuren, de geluiden en de terminologie van het voetbal. Het stuk is verdeeld in twee ‘speelhelften’; bij de aanvang hoort men de stem van Rik de Saedeleer; Jean-Pierre verschijnt eerst in een schitterend voetbaltenue en in een latere verbeeldingsscène zien we zijn vermanende vader uitgedost als scheidsrechter. De band tussen het eigenlijke drama en deze hele vormgeving lijkt mij echter nogal dunnetjes. Misschien is het wel zo dat het voetbalgebeuren de sfeer en het spektakel moeten leveren die de actie en de thematiek zelf niet opleveren.
De techniek om de actie te verknippen en om die soms letterlijk naar een andere ‘dimensie’ te doen verschuiven leidt soms wel tot leuke momenten. In ‘act xiv’ laten de auteurs het exkapstertje Elly haar versie geven van de Jean-Pierre & Sonjastory. Voor de gelegenheid wordt dit verhaal gepresenteerd in de vorm van een interview in een sportprogramma. Richard speelt daarbij dan de rol van de vlotte sportjournalist. Op die manier kunnen ook de televisie en het optreden van de gewone man voor dat medium even over het mes gehaald worden.
De toon is consequent cynisch, bijtend, satirisch met af en toe leuke of platvloerse grollen. Toch, zo meenden Brusselmans en Lanoye, was dit nog niet voldoende om hun cocktail genoeg te kruiden. Zij lassen dus ook nog een vage, satirische variatie op Hamlet in. In plaats van een melancholische prins met het doodshoofd van Yorick in de hand, zien we hier Jean-Pierre, alweer uitgedost in tenue, luidop mediteren over de lederen bal die hij op de traditioneel-dramatische wijze in de hand houdt: ‘Deze bal... was ooit... een koe? ... Een nobel en bijna heilig dier...’. Deze rede wordt op het einde nogmaals gedebiteerd door Richard. Het verband tussen de Hamlet-verwijzing en het ‘harteloos familiedrama’ is mij niet duidelijk.
De Canadese Muur wordt aldus een grollige satire op toestanden in het voetbal, in het doorsnee gezinsleven, de media, enz. Ten slotte wordt ook het theater zelf bij de leut betrokken. Want van het begin af weet de toeschouwer dat hij het allemaal niet erg au serieux moet nemen. En wanneer hij uiteindelijk naar de melodramatische ontknoping zit te kijken, waarin met een revolver gedreigd wordt en een mislukte zelfmoord gepleegd wordt, ervaart hij dit als parodie van het toneelgenre zelf. De geestige momenten beletten niet dat de hele cocktail uiteindelijk erg slapjes smaakt.
Gelukkig is er de regie van Walter Tillemans en het energieke spel van de acteurs van het Raamteater. Het decor van Jan Vanriet - niet precies volgens de aanwijzingen van de auteurs - weerspiegelt bewust een zekere smakeloosheid en heeft, zoals het stuk zelf, iets collage-achtigs. Centraal staat een lichtkrant waarop elke scène wordt aangekondigd en die bijdraagt tot de verknipte structuur en tot de ironi serende spektakelsfeer.
Er wordt ontzettend vinnig en in een hoog tempo gespeeld en de acteurstyperingen zijn voortreffelijk. Vooral A'leen Cooreman, het ex-kapstertje dat droomt van een voetbalcarrière voor haar zoontje (‘ons Markske’), zet dit ietwat simpele, maar doorlopend grappige type, haarscherp neer.
De inventiviteit van de regisseur en de inzet van de acteurs vermogen het geheel echter niet ver boven de middelmatigheid uit te tillen.
Jozef de Vos
herman brusselmans en tom lanoye, De Canadese Muur, Bert Bakker, Amsterdam, 1989, 139 p.
Het stuk werd gecreëerd door het Nieuw Ensemble RaamTeater (première: 24 maart 1989). Het staat opnieuw op het programma voor het seizoen 1989-1990.