rect ook de lezer) allerminst ongehavend.
Niet toevallig worden de herinneringen in de eerste afdeling van de bundel (‘Maar geen bemanning’) dan ook gedomineerd door een ‘unheimliche’ sfeer, een onbestemd gevoel van vervreemding en een zich ontheemd weten, ervaringen die zich, opmerkelijk genoeg, juist intens voordoen op de meest vertrouwde plaatsen en bij herinneringen aan erg nabije personen (m.n. de moederfiguur). In de (verbeelde) ruimte van het kinderhuis is de onrust permanent aanwezig, als een stem onder het bed die verwijst naar alles wat vreemd is, naar de dood en naar gevoelens van angst en schuld:
Als het stof onder je bed
worden ze, zei hij. Maar ze weten niet
dat ze dood zijn, zei hij; ze weten van niets.
(p. 9)
Die beangstigende vervreemding, gezien door de ogen van een kind (maar achteraf verteld en opnieuw beleefd als volwassene), komt ook aan bod in de andere gedichten uit de reeks. In ‘Swammerdamstraat’ is bijvoorbeeld sprake van een angst om boodschappen te doen, vanwege de dreigende, duistere portieken. En in het daaropvolgende vers (p. 12) wordt die sfeer nog indringender uitgewerkt:
In de achtertuin
Ik leerde al vroeg te verdwijnen;
urenlang keerde ik tegels in de tuin
en was ik klein - een zwart insekt
in een stad van ontkiemende zaden.
Geschilferd glas dat ouder was
dan ik, kon een gekleurd gordijn
tussen mijn ogen en de wereld zijn -
hoe het bijna was (groen licht, blauw gras),
Maar voor orekruipers was ik bang;
die scholen in rozen en achter behang
Zowel stilistisch als inhoudelijk is dit een typisch gedicht voor deze debuutbundel. In de eerste plaats is er de sobere, nuchtere en tegelijk toch onderhuids sterk emotionele uitdrukkingskracht, die aan het vers een suggestieve dimensie geeft. Daarnaast valt de voorkeur op voor een gefragmenteerd schrijven, waarbij diverse indrukken en beelden tot één spanningsvol geheel worden verbonden. Ten slotte is er het existentiële, onbehaaglijke gevoel, dat nauw samenhangt met de dubbelzinnige vertelwijze: tegelijk geconcentreerd op de actualisering van het verleden (de blik van het kind) en de interpretatie daarvan vanuit het heden (de volwassene). Het verleden wordt daardoor meer dan louter verleden. En het autobiografische schrijven wordt een symbolische zoektocht naar zin.
Dezelfde toon spreekt ook uit de tweede afdeling, ‘Slagzij maken’, die de liefdesrelatie tot onderwerp heeft. Aanvankelijk vangt de relatie als een ‘Flirt’ (p. 23) aan in Italië. Het exotische decor geeft meteen aanleiding tot een uitbundiger gebruik van metaforen, vaak met een sensueel-erotische ondertoon; zo wordt bijvoorbeeld het balkon beschreven als ‘een tong / in de stoffige mond van de stad’ (p. 24). Gaandeweg wordt het landschap echter minder gedefinieerd, en de zuiderse sfeer vervaagt tot een meer huiselijke ruimte. Parallel daarmee ondergaan ook de gevoelens een duidelijke evolutie. De oorspronkelijke roes maakt plaats voor een gevoel van intimiteit, dat nauw samenhangt met kwetsbaarheid en broze lichamelijkheid:
Moment
De maan klimt binnen door het raam
en legt haar vingers langs je haren.
Wat ik wil, is dit onthouden: dit licht
en hoe je erin slaapt, hoe je droomt,
hoe je rimpelt als water.
Ook in de daarop volgende
Esther Jansma.
‘Portretten’ weet Jansma op een functionele wijze beschrijving en ervaring met elkaar te verbinden. Diverse personages en ruimten worden hier op elkaar betrokken en krijgen, door een verbeeldende schrijfstijl (via metaforen en symbolen), een andere gestalte. Het NRC-gebouw wordt een dode bijenkoningin, een slapende man een kaperkapitein, danseressen uit de ‘Moulin Rouge’ hoogpotige flamingo's. Het poëtische resultaat van die transformatie doet haast expressionistisch aan.
De laatste afdeling ten slotte brengt ons terug in het heden, aan het (voorlopige) einde van de zoektocht. De puzzel is echter geenszins opgelost tot één definitief totaalbeeld, en de toon van zachte weemoed blijft uiteindelijk domineren. Enerzijds is er het afscheid van een man (de vaderfiguur?) - een thema dat nog wordt geïntensiveerd door een paar gedichten over Beiroet - anderzijds is er echter ook het besef ‘Een volle vrouw’ te zijn. De ervaring van de zwangerschap - opnieuw de hechte verhouding tussen moeder en kind - brengt de kringloop als het ware tot een rustpunt. De archeologische sporen van het verleden zijn voorlopig verzameld; die van een nakende toekomst dienen zich reeds aan:
Zevende maand
Wanneer ik liggen ga in bed
begint jouw schoksgewijs verzet,
tast ik opnieuw naar je betekenis.
Als een bodemkundige lees ik je af