zie, een genre dat in onze contreien tot dusver nauwelijks aandacht heeft gekregen. De ‘alchemie van het woord’ (naar de magische formule van Rimbaud) wordt in dit werkstuk zo letterlijk mogelijk opgevat en uitgewerkt. Lezen wordt meteen een labyrinthische onderneming, waarbij niets nog zonder meer is wat het schijnt.
Die eigengereide voorkeur van de auteur komt erg duidelijk tot uiting in de korte afdeling ‘De zonen van de zon’, die eerder reeds apart als een relatiegeschenk van de uitgeverij werd verspreid. In feite bestaat deze cyclus slechts uit één enkel Nederlands gedicht, een sonnet dat aansluitend in niet minder dan zeven (het magische getal!) talen wordt overgedaan: het Frans, het Engels en het Duits, maar daarnaast ook het Spaans, het Italiaans, het Grieks en het Latijn. Door middel van dit kunststuk wil de dichter / vertaler allereerst demonstreren hoe elke vertaling misschien niet meteen een ‘verraad’ aan de uitgangstekst hoeft te zijn, maar toch noodzakelijk een verschuiving inhoudt, in die mate zelfs dat de ‘oorspronkelijke’ tekst pas tegen de achtergrond van die modulaties zijn betekenis verwerft. Uitgaande van de (vrij cerebrale) Nederlandse versie:
De zonen van de zon
bleef bloed dat nooit bedaarde
worden zo afwisselend de mythologische component, de mogelijke religieuze interpretatie, de familiale en de psychoanalytische structuur van het onderwerp aan het licht gebracht. Die betekenisnuances worden in enkele ‘glossen’ - want een dergelijke poëzie die zichzelf ernstig neemt, kan blijkbaar niet zonder verklarende noten - toegelicht. De verschillende variaties worden er omschreven als metamorfose, transmutatie, travestie... Tevens wordt aangegeven hoe de titelaanduidingen alluderen op de noten van de toonladder, te beginnen met de C (do) in ‘The Scar’, en zo verder in ‘Crepusculum’, ‘Alchimie’, ‘Omphalos’, ‘La prole del sole’, enz.
Diezelfde zucht naar eruditie en poly-interpretabiliteit domineert nog nadrukkelijker in de lange titelafdeling van de bundel. De titel ‘Rebis’ verwijst, in de alchemie, naar de hermafrodiet en de Ouroboros (de slang die zichzelf in de staart bijt), en kan zo symbool staan voor het uiteindelijke moment van spanningsvolle synthese, het samengaan van uitersten. Die cruciale ‘eenheid in verscheidenheid’ wordt in de 25 sonnetten van de afdeling uitgewerkt in tal van motieven die inspelen op het beeldgebruik van de alchemie, de mythologie en de psychoanalyse: de tegenstelling tussen het vluchtige en het vaste, tussen man en vrouw, licht en donker, open en gesloten, warm en koud, water en vuur, lichaam en geest, het concrete en het abstracte, identiteit en verschil. In de voetnoten worden die verwikkelingen trouwens kort toegelicht, en (niet toevallig) Christine D'haen heeft de alchemistische achtergronden van ‘Rebis’ minutieus aangegeven in een bijdrage voor het Alchemienummer van Yang (1988, nr. 1). Zonder al die extra-informatie ziet de niet-ingewijde lezer in deze gedichten wellicht enkel bezwerende liefdesverzen, waarin tederheid, erotiek, afstandelijkheid en agressie met elkaar rivaliseren. Al evenmin zal hij opmerken hoc de titels opnieuw tot een reeks worden verbonden, via allusies op het Griekse alfabet; ‘Piramide’ staat bijvoorbeeld voor de letter pi en ‘La Belle Dame’ alludeert op Lambda:
Paul Claes (o1943).
Ik heb het grootste respect voor de doordachte visie en het indrukwekkende vakmanschap waarvan deze poëzie getuigt; zo zou alleen al over het geraffineerde gebruik van het eindrijm een aardig essay geschreven kunnen worden. Toch stemt een bundel als Rebis mij ook enigszins wrevelig. Worden deze gedichten nu werkelijk beter door hun betekenisgelaagdheid en hun eruditie, temeer daar die via voetnoten zijn weg naar de lezer moet vinden? Hermetische poëzie mag er van mij gerust zijn, maar ze moet op zichzelf, als poëzie, kunnen overtuigen. Misschien gaat mijn voorkeur daarom wel uit naar een frivool vers als ‘Haarspeld’, dat - zonder commentaar vanwege de auteur - duidelijk genoeg ‘antiek’ klinkt en van psychoanalytisch inzicht getuigt, maar dat deze uitdrukkelijke duiding ook weet te overleven en te negeren: