Culturele Kroniek
Literatuur
Vroman via een dun leesvlak
Leo Vroman, produktief dichter in de nederlandstalige regionen en praktizerend bioloog in de Verenigde Staten, regulier doctor van de universiteit van Utrecht en sinds kort eredoctor van die van Groningen, is een fenomeen. Hij is een wetenschapsman, die opzienwekkende biologische experimenten op zijn naam heeft staan en hij is een kunstenaar, die in poëzie, proza en tekenkunst, zijn door hem als geliefd benaderde medemensen heeft verbaasd en vermaakt. Maar belangrijker is dat wetenschap en kunst voor hem geen gescheiden gebieden zijn, voor werkuren enerzijds en vrije tijd anderzijds, maar dat de een inspiratiebron voor de ander is. Bij weinig schrijvers zijn zozeer de wetenschappelijke en de artistieke verwondering verstrengeld en het is één door het gevoel geleide oog dat er in beide uitingen van getuigt. Wie het niet kent moet zich Vromans prozawerkje Bloed uit 1968 eens op zich laten inwerken.
Ook het dichterlijke bloed is bij Vroman een leven lang en onstuitbaar blijven stromen. Dierbare ondeelbaarheid heet zijn onlangs verschenen 20e bundel en de betekenis daarvan legt hij in zijn thematische vers over de chaos nader uit als: ‘Hier, dierbare ondeelbaarheid, / ligt ons omstrengelend bestaan / en zoent mij op ons ogenblik’. Een zoenend bestaan is een typisch vromaniaanse voorstelling van zaken, maar allerlei soort liefde voor al wat bestaat ligt hem nu eenmaal voor in de mond. ‘O God ik ben zo gek op iedereen’. is een van zijn verzuchtingen en ik vraag me dan wel af of daar ook de massamoordenaar en de miljoenenoplichter toe behoren.
Hoewel ook hier indrukwekkende en Vromans universum verrassend uitbeeldende verzen voorkomen, heeft me deze bundel minder getroffen dan menig vorige van zijn hand. Het komt me voor dat ook Vroman onderhevig is aan de slijtage die onvermijdelijk is bij wie lang buiten zijn oorspronkelijke taaldomein heeft geleefd. Het is zoiets als erosie, een uitdroging, die het hele taalinstrumentarium krom doet trekken. Die chaos-ideologie stamt toch uit de denkwereld van de jaren dertig van deze eeuw (Menno ter Braak!). Juist nu leven we in een tijdperk van ontdekken van een wonderlijke regelmaat in de fijnste strukturen, van onvermoede figuraties in wat tot voor kort ongrijpbare processen leken, van samenhangen en analogieën die om nieuwe en dit alles hanteerbare begrippen vragen. Het kan toch Vroman, die een natuurvorser is, niet zijn ontgaan.
De gedateerdheid is ook van invloed op Vromans prosodie, die al evenzeer aan de dichtkunst van het interbellum herinnert.
Leo Vroman (o1915).
Het mag, maar het versgevoelige oor van vandaag verdraagt minder en haakt naar meer dan dat van vroeger. Vroman gebruikt nog veelvuldig het gepaarde rijm, waardoor menig vers dreunerig wordt. Het leidt ook tot een verwerpelijk soort rijmdwang, als b.v. in een vers waarin ook regels op straat, kwaad enz. eindigen, een kind in zijn vaders vlag ‘gebraad’ wordt genoemd. En dan die associaties en de maakwoorden, die toch ook al te zeer da-dagewesen zijn. ‘Drink ik het leven doordat ik verdrink...’, ‘Ik ben een wolk een volk...’, in de natuur ‘te baden die ik al aanbad’, ‘heden meester - morgen mest’ en voorbeelden van de tweede soort: ‘...de schadelachse scheuren / van het uitgesnot vervelen’, ‘bevruchtenslagerspondoze / pompomadelieveloze’ tot en met het helemaal uit lettergreepketens bestaande woorden vervaardigde ‘Demonologikaas’, dat ik niet slikken