dichters en kunstenaars tijdens de Duitse bezetting hun absurdistische grappen publiceerden. Kortom: het surrealisme onttrekt zich aan een goede definitie.
De automatische verbeelding is een historische verkenning naar de Nederlandse surrealisten die het onderbewuste in hun werk tot uitgangspunt kozen, de invloed van het surrealisme ondergingen en de inhoudelijke aspecten min of meer onderschreven. Er komt een verrassend, niet geheel onbekend beeld uit naar voren van de Utrechtse tekenclub bij een vooruitstrevende boek- en kunsthandel in het begin van de jaren dertig. Tussen deze op de grens van het magisch-realisme en surrealisme balancerende zondagskunstenaars werd Joop Moesman de enige schilder die pas in 1961 de erkenning van Breton verkreeg. Los daarvan bouwde Kristians Tonny van ca. 1925 tot ca. 1938 aan een internationale surrealistische reputatie en raakte Pieter Ouborg in Indonesië in de ban van het surrealisme voordat hij in 1938 naar Den Haag kwam. Over deze kunstenaars en over de meer esthetisch zoekende Cor Postma uit Amsterdam zijn afzonderlijke bijdragen opgenomen. Daarbij zijn er hoofdstukken over de enige internationale surrealistische tentoonstelling, bij galerie Robert in 1938, waaraan behalve Tonny geen Nederlander deelnam; over surrealistische tendensen in de fotografie, vooral van Emile van Moerkerken; over het tijdschrift in één exemplaar De schone zakdoek en over het surrealisme van na 1946 en vanaf 1960.
Surrealistische ontmoetingen telt maar liefst 45 documenten en manifesten plus een reeks geschreven, geïllustreerde portretten van beeldende kunstenaars die in
De automatische verbeelding zijn opgenomen. Er zijn standpunten en meningen in gebundeld van Theo van Does-burg tot en met Moesman en Vancrevel. Moesmans kritiek op het omvangrijke proefschrift van de Franse kunsthistorica José
Joop Moesman, ‘Stille omgang’, 1935, olie/doek, 45,5 × 6,5 cm.
Vovelle
La diffusion du surréalisme dans les pays néerlandophones 1920-1950, dat in 1984 aan de Sorbonne werd verdedigd en zowel veel reacties als een opleving in de interesse uitlokte, is helaas niet meer opgenomen. Verscheidene wel herdrukte bijdragen zijn anekdotisch en historisch wel interessant, maar los van de actualiteit, in een flinke omvang met onvermijdelijke herhalingen bijeengebracht, bieden ze vooral vermoeiende lectuur. Het toegevoegde ‘beknopt chronologisch overzicht’ laat zien, dat het surrealisme toch een heel opmerkelijke geschiedenis in Nederland kent, misschien juist omdat het er nooit serieus is genomen.
Ook in de Spiegel van de surrealistische poëzie in het Nederlands staan nogal wat bijdragen die in een schoolkrant of studentenblad beter op hun plaats waren. Andere gedichten hebben nogal eens een aanvechtbaar surrealistische pretentie. De inleiding, van Laurens Vancrevel, erkent: ‘de surrealisten zijn er blijkbaar niet in geslaagd hun denkbeelden voor eens en altijd duidelijk te maken voor buitenstaanders’. En: ‘De geschiedenis van het surrealisme in de Nederlandse poëzie en beeldende kunst toont een volstrekte discontinuïteit, die toch, door de verscheidenheid en rijkdom aan authentieke verbeeldingswerelden, een bijzonder hoofdstuk vormt van een onbegrensd avontuur’. Dat avontuur berust hier nu eens op onlogische woordverbindingen, waaruit geen hout valt te snijden, dan weer op associatieve klankreeksen, ofwel, later, op suggestieve betekenisexperimenten.
In tegenspraak met de chronologische opbouw in Surrealistische ontmoetingen zijn de gedichten alfabetisch gerangschikt naar de auteursnaam. Tussen bekende dichters als Bonset (Theo van Doesburg), Buddingh', Claus, Elburg, Kouwenaar, Van Ostaijen en Vinkenoog, staan veel onbekenden. Die volgorde en de selectie geven opnieuw aanleiding tot misverstanden èn tot opmerkelijke ervaringen. Zie het gedicht van Jan G. Elburg uit 1942 op blz. 116, ongeveer in het midden van de bundel:
Waarom een voetje / uit een schuiftrompet, / een geruite schuiftrompet / en een boord / met een bloedende strik van voren? Een woedende machine van broeken / stampt op borsten, op het liefs, / spijkert de kussens, / om te zoenen, / vast en vast en vast.