Joost Zwagerman (o1963).
zijn kunstvrienden Groen en Eckhardt tot de top drie van de Nederlandse schilders behoort. Raam is volkomen geblokkeerd: terwijl zijn vrienden steeds nieuw werk leveren, komt er niets meer uit zijn vingers. Op de tentoonstelling aan het eind van het boek hangt alleen oud werk van Walter.
Het boek geeft de lezer een kijkje op het schildersmilieu van Raam en z'n vrienden. Hun leven bestaat hoofdzakelijk uit discobezoek, druggebruik en seksuele uitspattingen. Ondertussen proberen Groen en Eckhardt zoveel mogelijk geld met hun werk te verdienen. Geld en roem, daar gaat het hen uitsluitend om.
Walter Raam bevindt zich wel in dit wereldje, doet flink mee met de uitspattingen van zijn vrienden, maar is tegelijkertijd een buitenstaander. Wat hem bezighoudt (en zijn creatieve blokkade veroorzaakt), is zijn vriendin Sam. Zij heeft hem in de steek gelaten en daar kan hij zich niet overheen zetten.
De lijn van deze liefdesgeschiedenis is vooral in het begin van het boek erg dun. Pas langzamerhand gaat deze verloren liefde op verhaalniveau meer betekenis krijgen. Ook krijgt de lezer in latere terugblikken op het liefdesleven van Walter en Sam een beter inzicht in de mentale depressie van Raam. Het vereist nogal wat goede wil van de lezer om hier een behoorlijke spanningsboog in te herkennen.
Het boek heeft veel meer een kaleidoscopische opbouw. In talrijke korte fragmentjes worden allerlei belevenissen van Raam en z'n makkers beschreven. Op den duur wordt dat een beetje teveel van hetzelfde. De losse fragmentjes zijn grotendeels chronologisch met elkaar verbonden, maar een echt dwingend verband qua opbouw zit daar niet in. De opbouw in een proloog en daarna drie delen maakt een gezochte indruk.
Door de vaart die in de stijl zit, soms op een roes lijkend, en door de pittige en snedige dialogen van de kunstenaars, blijft het voor de meeste lezers wel een boek dat redelijk kan blijven boeien. Jonge lezers zullen in de woordkeus bovendien veel van hun eigen (disco)taal herkennen: geflipt, shit, (op)gefokt, soft, trendy, bullshit en fuck zijn zeer frequent voorkomende woorden. In de disco's in Gimmick! gebruikt men ecstasy of snuift men lijntjes (cocaïne), luistert men naar de muziek van Prince, Madonna of LL. Cool J. De discjockeys draaien housemusic, hip-hop, acid- of rap-platen. Sommige passages zijn zo doorspekt met dit actuele jargon dat het voor de leek volstrekt onduidelijk is waar het over gaat. Dat geldt zeker voor toekomstige lezers.
De onbevangenheid waarmee dit boek geschreven is, fris van de lever, en de spontaniteit die het uitstraalt, moeten zeker positief beoordeeld worden. Stilistisch kan men soms bezwaren maken (ongehoord veel elliptische zinnen: ‘Kwam binnen. Ging naar de bar’.), maar Zwagermans woordenschatregister is echter erg groot.
De dynamiek die dit boek uitstraalt heeft anderzijds ook zijn beperkingen. Van de bekende literaire middelen als parallellen, symbolen, tegenstellingen of spiegelingen is totaal geen gebruik gemaakt. Het boek vereist van de lezer geen creatieve of zelfs nauwkeurige lezing. Goede literatuur activeert de lezer, zet hem op het verkeerde been, laat hem puzzelen. Hier ziet men daar niets van. Je kunt dit boek uiterst passief consumeren en dan heb je