Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 573]
| |
Streuvels en de Russen
| |
[pagina 574]
| |
Stijn Streuvels (1871-1969).
controle over de ‘Federatie der Organisaties van Sovjetschrijvers’ (FOSP) en in 1928 weten ze de ‘Unitaire Bond van Associaties van Proletarische Schrijvers’, de grootste schrijversorganisatie op dat moment, in hun macht te krijgen. Op literair gebied propageren ze de realistisch-naturalistische traditie à la Zola als norm voor een toekomstige collectivisatie van de literatuur. Rusland is hun echter niet genoeg, en via een literaire Komintern-organisatie, het ‘Internationaal Bureau voor Revolutionaire Literatuur’ (MBRL) proberen ze in het buitenland een voet aan de grond te krijgen. Dit loopt echter niet van een leien dakje: de groep rond het blad Monde, een gedroomd bruggehoofd in West-Europa, laat zich niet zomaar voor de Sovjet-kar spannen!Ga naar eindnoot(5) Ook in België laat deze terugkeer naar het realisme zich gevoelen. Aan Franstalige kant treedt een ‘populistische’ generatie op de voorgrond, die vindt dat de literatuur nog te weinig aandacht besteedt aan het werkende volk. Behalve in een aantal blaadjes van ‘travaillistische’ strekking verschijnen hun schrijfsels al gauw in de kolommen van Monde, waar een voormalig Belgisch communist en journalist van Le Drapeau Rouge, Augustin Habaru (1898-1944), de dagelijkse leiding in handen heeft.Ga naar eindnoot(6) Ook voor een aantal oudere, Vlaamse auteurs, die, opgegroeid in de romantisch-realistische traditie, omstreeks 1900 in en rond het tijdschrift Van Nu en Straks gedebuteerd waren, opent deze evolutie nieuwe perspectieven. Typisch in dit verband is wat de schrijver Emmanuel de Bom (1868-1953) op 10 februari 1927 aan zijn oude vriend Stijn Streuvels schrijft: ‘'k heb vijf jaren lang haast geen nieuwe boeken noch tijdschriften onder ogen gehad.Ga naar eindnoot(7) Vooral van jonge Franschen (als Paul Morand) wist ik weinig of niets af. Nu ik hier en daar wat van die na-oorlogse fantasten proefde, is mijn overtuiging dat van al die menschen over 10 jaar geen sprake meer zal zijn. Wat een glanstijdperk dat van Tolstoi, Gogol, Dostojevski, Gorki, Tsjechov, Guy de Maupassant en zoveele anderen. Bluf à peu près, vuurwerk, met hier en daar een schelle verlichting, die dan gewoonlijk alleen iets rots beschijnt: meer vind ik bij dat volkje tot nog toe niet. Wat is uw werk gezond - ge moogt gerust binnen 100 jaar nog eens komen kijken’.Ga naar eindnoot(8) Het hoeft dan ook niet te verwonderen dat De Bom op zijn reis door Italië, in mei en juni 1927, van de gelegenheid gebruik maakt om bij één van zijn idolen, de revolutionair-romanticus en balling Maksim Gorkij (1869-1936), langs te lopen.Ga naar eindnoot(9) Op 13 juni 1927 schrijft hij vol vuur: ‘Beste Stijn, hierbij feuilleton over bezoek bij Gorki, geschreven onmiddellijk na het bezoek te Sorrente zelf. Hij interesseerde zich zeer voor u en uw werk; ik vertelde hem van Den Oogst. Zoudt ge aan z'n adres: Maxim Gorki, Uomo di lettere, Sorrento (Italia), niet 1 ex. kunnen sturen van die Ernte in Inserl- | |
[pagina 575]
| |
Verlag verschenen. Voeg er nog een portret van u bij. Ik heb er hier een prachtig voor me staan dat ik echter niet loslaat. (...)’Ga naar eindnoot(10) Streuvels zelf reageert veel nuchterder en maakt niet meteen aanstalten om boeken op te sturen. Niet dat Gorkij of de Russische literatuur hem koud laten. Zowat 30 jaar eerder was hij bij toeval op een andere Rus, Lev Tolstoj (1821-1910), gestoten en hij had hem meteen tot zijn literaire ‘patroonheilige’ gebombardeerd.Ga naar eindnoot(11) Streuvels voelde zich eveneens geroepen om als promotor voor deze Russische grootmeester op te treden en in 1902 verscheen zijn eerste vertaling van Vertellingen van Tolstoi. Over de manier waarop hij vertaalde, bestaat nogal wat discussie. Algemeen wordt aangenomen dat hij zich van een Duits origineel bediende, maar helemaal bevredigend is deze stelling niet. Van twee van de dertien verhalen uit de bundel bestaat geen Duitse versie, en Streuvels kende ook Franse Tolstoj-uitgaven.Ga naar eindnoot(12) Daarnaast schrijft de Literaturnaja Entsiklopedija uit 1939 veelbetekenend: ‘Streuvels is een bewonderaar van Tolstoj en Dostojevskij, dankzij wie hij de Russische taal leerde’.Ga naar eindnoot(13) Na de ‘Vertellingen’ verschenen in 1903 Geluk in het huishouden, een visie op het huwelijk die Streuvels ook graag op zijn eigen leven betrok, en in 1908 nog eens Twee vertellingen. Twee van deze vertalingen, de ‘Vertellingen’ en het ‘Geluk’ zagen opnieuw het daglicht in 1924 respectievelijk 1926,Ga naar eindnoot(14) op het einde van een minder creatieve periode in het oeuvre van de Westvlaming.Ga naar eindnoot(15) Dat er na de kennismaking van De Bom met Gorkij al gauw plannen voor een vertalingsproject ontstaan, ligt dan ook in de lijn der verwachtingen. Wie er met het idee is komen aandraven, is niet erg duidelijk, maar het lijdt geen twijfel dat De Bom een flinke stoot in die richting gegeven heeft. Op 18 oktober 1927 krabbelt hij vanaf zijn bureau in de Antwerpse stadsbibliotheek:
Maksim Gorkij (1869-1936).
‘Stijn, geef eens op wat ge van Gorki wilt vertalen. Ik ga hem schrijven. (...)’Ga naar eindnoot(16) Op dit bewuste schrijven antwoordt Gorkijs secretaris op 22 november: ‘Sehr geehrter Herr de Bom. Herr Gorki, der eben nicht ganz gesund ist, bittet mich Ihnen diere Bilder zu schicken, eins für Sie, das andere für Stijn Streuvels, wie er versprochen hat. Er gibt gewiss seine Zustimmung für die Uebersetzung von den Novellen (...)’Ga naar eindnoot(17) Meteen stuurt De Bom Streuvels de foto en het heuglijke nieuws, waarbij hij uitvoerig uit Gorkijs brief citeert, en hij merkt laconiek op: ‘Nu zoudt ge hem wel b.v. die Ernte (Inserl) en uw kop kunnen sturen, dunkt me?’Ga naar eindnoot(18) Alweer maakt Streuvels weinig aanstalten om met de Rus in contact te treden. Toch is hij nog steeds intens met de Russische literatuur bezig, wat de publikatie in 1928 van Vader en dochter. Tolstoi's briefwisseling met zijnedochter Marie bewijst.Ga naar eindnoot(19) Aan de Gorkijvertaling begint Streuvels pas in 1930 en het | |
[pagina 576]
| |
Emmanuel de Bom (1868-1953).
definitieve resultaat verschijnt in 1933 in de bundel Drie Russische Novellen. Naast Gorkij treft men er ook nog werk van Prisjvin en Sergejev-Tsenskij in aan.Ga naar eindnoot(20) Er zijn echter geen aanwijzingen dat Streuvels en Gorkij rechtstreekse contacten met elkaar onderhielden: bemiddelaar was Emmanuel de Bom. Hiermee is de rol van De Bom echter nog niet uitgespeeld. Na zijn verblijf in Italië besluit hij in november 1927 nog enkele dagen in Parijs zijn licht op te steken. Eén van de mensen die hij daar tegen het lijf loopt, is de kunstenaar Frans Masereel (1889-1972). Deze jonge Gentenaar had tijdens de oorlog een veilig onderkomen gevonden in Genève, waar hij met de kopstukken van de pacifistische beweging, René Arcos en Romain Rolland, kennis gemaakt had. Eveneens te Genève had hij de latere Sovjetrussische volkscommissaris voor cultuur, Anatolij Lunatsjarskij, leren kennen, wat de vroege en grote populariteit van Masereel in Rusland kan helpen verklaren. In het begin van de jaren '20 hadden zijn vrienden hem naar Parijs meegetroond en daar had hij binnen de kortste keren naam gemaakt als boekillustrator. Niet alleen Arcos en Rolland maakten van zijn diensten gebruik, maar ook Luc Durtain, Henri Barbusse en een hele rij (linkse) tijdschriften.Ga naar eindnoot(21) Toch vergeet Masereel zijn vaderland niet. Op 15 december 1927 meldt De Bom aan zijn vriend Streuvels: ‘Ik schrijf over Masereel. De man kloeg te Parijs dat hij van Vlaanderen niets verneemt, ik moet hem geregeld op de hoogte houden. Zoudt ge hem niet eens iets van 't uwe sturen? Ge zult er iemand, die aan heimwee naar zijn land lijdt, een prachtige steun door geven. En wie weet wat er nog van hem te verwachten is? Ziet ge een geïll. Streuvels door hem? En er is nu ernstig sprake van een zeer serieus klein comité (een zekere Jean Tijssen, vriend van Masereel te Brussel sprak er me van) om de beste Vlaamse werken op de beste wijze in 't buitenland bekend te maken. Ik hoop dat we zoo buiten onze grenzen komen. Wat een perspectief voor u!’Ga naar eindnoot(22) En welke perspectieven! In 1928 verschijnt Streuvels Kerstwake, verlucht met illustraties van Masereel, en wordt de schepper van de Vlaamse boerenroman op het Franse publiek losgelaten. In 1928 verschijnt in Monde, waar Masereel ook kind aan huis was, de korte novelle De Werkman (L'Ouvrier), in een vertaling van ... Augustin Habaru!Ga naar eindnoot(23) Ook in de popularisering van De Oogst heeft de hoofdredacteur van Monde de hand: eveneens in 1928 verschijnt te Parijs L'Août, in een vertaling van Georges Khnopff, maar met een inleiding van Habaru!Ga naar eindnoot(24) De man is zo in de wolken over zijn landgenoot, dat hij prompt zijn geestesgenoten van het MBRL op de hoogte brengt: en inderdaad, in 1929 neemt de ‘Vestnik Inostrannoj Literatury’ (Vreemde Literatuur-Bode), het orgaan van het Internationaal Bureau, L'Août in Russische vertaling op (Avgust).Ga naar eindnoot(25) Dit zal zo ongeveer de aanzet tot de Streuvels-rage van 1929 zijn: in dat jaar verschijnen immers nog De Werkman (Batrak) | |
[pagina 577]
| |
en De Misdeelden (Obezdolennye), een twintig pagina's tellende bundel ‘Verhalen uit het leven van landarbeiders in het buitenland’.Ga naar eindnoot(26) Beide werden schijnbaar uit het Nederlands vertaald.Ga naar eindnoot(27) Ook het geïllustreerde literair-artistieke en satirische blad ‘Prozjektor’, dat onder het partijblad ‘Pravda’ resorteert, heeft interesse voor de Vlaming: het publiceert uittrekseltjes uit PrutskeGa naar eindnoot(28) en uit Minnehandel.Ga naar eindnoot(29) De plotselinge Sovjetinteresse voor de bijna zestigjarige Streuvels kan misschien wat vreemd lijken, maar in de Russische literaire context hoeft dit nauwelijks te verwonderen: men is er bezig aan een terugkeer naar oude, vertrouwde waarden, die politiek weinig problemen opleveren en jongere auteurs, die wel eens stokken tussen de spaken durven steken, worden systematisch geweerd. De triomftocht van Gorkij door het literaire landschap van het Stalin-Rusland, vanaf 1928, spreekt voor zichzelf. Ook komen jonge buitenlandse auteurs, zelfs al bekennen zij zich tot het socialistische kamp, nog moeilijk aan hun trekken in de Sovjetunie. Zo haalt de aanbevelingsbrief, die Habaru voor een jong Waals auteur, Françis André (o1897), schrijft, al niets meer uitGa naar eindnoot(30), en in plaats van de Belgische ‘populistische’ schrijvers krijgen de vooroorlogse, voorheen als kleinburgerlijk bestempelde oude goden van de Belgische literatuur opnieuw krediet. Onder hen Maurice Maeterlinck, Emile Verhaeren, Georges Rodenbach en ... Stijn Streuvels.Ga naar eindnoot(31) |
|