Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 565]
| |
Simon Schama: de band met de zeventiende eeuw
| |
Patriotten en BevrijdersHet eerste boek is al twaalf jaar oud. Bij zijn geboorte heette het Patriots and Liberators, en toen ik de vertaling in handen kreeg moest ik een ogenblik denken aan De Boeren van de Languedoc. Met dat proefschrift heeft Le Roy Ladurie zijn naam gevestigd onder de historici, doch pas toen Montaillou een wereldsucces was gebleken, dacht een handige uitgever dat er nu misschien ook uit Les Paysans de Languedoc Hollandse munt viel te slaan. Zo heeft ook Overvloed en Onbehagen de kassa's genoeg doen rinkelen om belangstelling te wekken voor een ander boek met Schama's naam op de omslag. Maar daar houdt de vergelijking met De Boeren van de Languedoc ook op. Montailloui valt in een heel andere categorie dan Le Roy Laduries lijvige these. Schama daarentegen blijft zichzelf in deze twee boeken gelijk. Hij richt zich tot dezelfde lezers, put uit een even grote weelde van woorden en beelden, en benadert zijn onderwerp beide malen met een ironische distantie, die genegenheid niet uitsluit. Wie door het ene boek bekoord is zal ook het andere genieten. Als Schama's werken vertaling waard zijn, geldt dat van allebei. Ik bedoel dan alleen een Nederlandse vertaling, tenminste voor Patriots and Liberators. Het andere boek zie ik in gedachten ook wel op Duitse of Zweedse salontafels liggen. Maar een Zweedse bewerking van Schama's eersteling lijkt in Stockholm even kansrijk als een kroniek van Söderköping in Amsterdam. Eigenlijk stelt de oorspronkelijke Engelse uitgave ons al voor die vraag. Waarom zou een Brits historicus de Nederlandse geschiedenis van 1780 tot 1813 uitvoerig willen beschrijven? Als een buitenlander die taak onderneemt gelooft hij misschien, dat de lotgevallen van | |
[pagina 566]
| |
Simon Schama.
het Nederlandse volk een helder licht werpen op dat grote revolutionaire tijdvak, niet slechts in deze gewesten, maar in heel Europa. Dat is echter niet Schama's ambitie. Het gaat hem niet om de Bataafse revolutie als algemeen model, maar juist als bijzonder geval, op eigen bodem gegroeid uit speciale Nederlandse omstandigheden. Het kan ook zijn dat de onbevangen blik van de buitenlandse historicus hem een nieuw inzicht gegeven heeft, dat ons de gebeurtenissen heel anders doet verstaan. Ook die pretentie heeft Schama niet. Er is geen sprake van ‘een Grote Stelling die onderzocht, een Grootse Redenering die getoetst moest worden’, zegt hij zelf in het Woord Vooraf. Schama sluit zich doorgaans aan bij de gedachten die C.H.E. de Wit in zijn drie boeken over de patriotten en de Bataven heeft ontvouwd. | |
Het epos van de RevolutieGeen vernieuwende ideeën dus, en evenmin een exemplarische behandeling. Welk motief blijft dan nog over? Dit is Schama's antwoord: ‘geen enkel, om eerlijk te zijn, behalve dat het verhaal inderdaad tragisch en groots is en nog nooit in het Engels was verteld’. Geen enkel? Dat is misplaatste bescheidenheid. Een groots en tragisch verhaal mag verteld worden in alle talen van de wereld, in het Engels, in het Nederlands, maar even goed in het Chinees. Naar die doelstelling moeten we dus het resultaat beoordelen: het epos van de Bataafse Revolutie. Dan dient het meer te zijn dan wat het in elk geval is: een goede historische monografie. Schama heeft alles gelezen wat anderen over zijn tijdvak geschreven hebben, en er nog veel uit eigen archiefonderzoek aan toegevoegd. Maar hij doet meer dan doorgeven wat hij heeft gevonden: hij transformeert. Zijn beeld van het economisch leven in de achttiende eeuw bij voorbeeld is ontleend aan schrijvers als Johan de Vries, B.H. Slicher van Bath en A.M. van der Woude. Zij dragen de harde feiten aan. Schama groepeert die opnieuw, kruidt ze met kleine anekdotes, en presenteert zo een economisch proces als een menselijk drama. Hij is dus een uitstekend verteller. Hij verstaat de kunst zijn lezers dichter bij het verleden te brengen en hen de ontmoeting met vorige generaties werkelijk te doen beleven. De Nederlandse vertaling doet aan die kwaliteit ook geen afbreuk. Wie de vertaling boven het origineel verkiest, zal er weinig aan verliezen. De inhoud is eveneens gelijk gebleven. Resultaten van historisch onderzoek sinds 1977 zijn niet verwerkt. Voor de beoordeling maakt dat ook niets uit. Al had Schama alles gelezen wat zijn | |
[pagina 567]
| |
Nederlandse vakgenoten in die twaalf jaar ten beste hebben gegeven, zijn probleem zou er niet kleiner van zijn geworden. De Bataafse Revolutie moet onderwerp zijn van een groots en tragisch verhaal. Maar is dat mogelijk? Zeker, er kan tragiek liggen in het levenslot van al die welbespraakte wereldverbeteraars, wier volhardend streven naar ware Bataafse vrijheid stuk liep op de ontmoedigende werkelijkheid van aanhoudende oorlog, economische malaise en Franse belangenpolitiek. Het kan. Toch zie ik geen moderne Sophocles een Bataafse trilogie dichten rondom Ockerse, Kantelaar en C.W. de Rhoer. Als de Nederlandse Revolutie van de achttiende eeuw tragiek ziet opdoemen, doet ze voorzichtig een stapje opzij. We moeten de patriottenkorpsen van 1787 niet bespotten, zegt Schama; al hadden ze gevochten tot de laatste man, ze zouden toch verloren hebben. Ik denk het ook. Maar ze hebben niet gevochten, naar het scherpe woord van P.J. Blok: duizend tranen, en geen druppel bloed. Dat was het verstandigste wat ze konden doen en er ligt nog tragiek in ook: zien dat je ideaal te gronde gaat, en toch je wapens moeten weggooien, omdat je vijand met de zijne beter om kan gaan. Maar laat dat tragiek zijn, groots is het geen moment. Daarom geloof ik toch, dat Patriotten en Bevrijders te dik is. Je kunt geen drama maken van een revolutie, waarin de schurken al net zo braaf geweest zijn als de helden. Pieter Paulus en Isaac Gogel kunnen zeer goed aanspraak maken op onze sympathie, maar om ons 800 bladzijden lang in spanning te houden, daarvoor zijn die mannen eenvoudig te klein. We zullen dus toch een compromis moeten sluiten. Patriotten en Bevrijders is noch een meesterwerk, noch een mislukking. Het is een goed boek, dat best wat korter had kunnen zijn. | |
Overvloed en OnbehagenSchama's tweede grote monografie is aan de eerste herkenbaar verwant. Ze is onderhoudend, origineel, vol verbeeldingskracht; wijdlopig, overladen, vrijmoedig op het brutale af. Toch is het een totaal ander boek. Een nog stoutmoediger greep, en een nog wijdere kloof tussen resultaat en ambitie. The Embarrassment of Riches is een briljante mislukking. Het is Schama begonnen om een interpretatie van de Noord-nederlandse cultuur in de zeventiende eeuw. Samengevat in honderd woorden is dit ongeveer de inhoud. Naar zij meende was de Republiek groot geworden onder Gods zegen, als een nieuw uitverkoren volk, gelijk weleer het oude Israël. Maar welvaart was een onzeker bezit, dat niet alleen afgunst wekte bij de naburen, doch ook de Nederlanders zedelijk op de proef stelde. Wie bezweek voor weeldezucht ging ten onder. Maar werd geen winst gemaakt, dan kon de Republiek de oorlogen niet bekostigen die jaloerse buurstaten haar opdrongen. Overvloed was dus een bestaansvoorwaarde, maar riep altijd bij de bezitters tevens onbehagen op. Die eigenaardige spanning gaf de Nederlandse cultuur haar bijzondere karakter. Maar wat is hier cultuur? Alles wat de Nederlander maakt tot wat hij is, met nadruk op het alledaagse: zeden en gewoonten, gevoelens en gedragingen. Zo'n schildering vraagt veel ruimte, en uitwerking van kleine détails. Dat The Embarrassment of Riches tot een dik boek is uitgegroeid, mag in dit geval inderdaad thematische noodzaak heten. Het veld van onderzoek is bijna onbegrensd, en de bronnen zijn niet te tellen. Wie hier aan het werk wil moet kiezen, ook al gunt hij zich zevenhonderd bladzijden. Schama's selectie onderscheidt zich vooral daarin, dat hij toont de waarde te beseffen van de beeldende kunst als bronnenreservoir. Bij Schama zijn de illustraties niet aan de tekst toegevoegd. Woord en beeld vormen één geheel. De afbeeldingen zijn geen aanvulling, nog minder zelfstandig aanhangsel, maar wezenlijk deel van het betoog. Schama's boek is inderdaad een betoog. De | |
[pagina 568]
| |
auteur beperkt zich niet tot beschrijven, maar wil interpreteren. Hoe hij dat doet is onlangs helder uiteengezet door H.F.K. van NieropGa naar eindnoot(1), aan wie ik deze alinea verder ontleen. Studie van een cultuur is het ontcijferen van een code. De handelingen, gebaren, voorwerpen, klederdrachten, woorden en beelden van een cultuur hebben voor hun gebruikers een betekenis gehad, die de onderzoeker moet trachten te ontdekken. Een vaste sleutel heeft hij daarbij gewoonlijk niet in handen. De zeggingskracht van zijn interpretatie moet liggen in haar volledigheid. Hoe meer samenhang hij kan laten zien, hoe meer zijn uitleg aan waarschijnlijkheid wint. Schama's boek is daarom niet alleen een schets van de cultuur van de zeventiende eeuw, maar vooral een speurtocht naar de gedachte waarin zij wortelt. Van die gedachte was de tijdgenoot zich misschien niet eens bewust, maar de historicus moet haar door scherpzinnig combineren aan het licht brengen. Dan zal hij in staat zijn de massa van losse feiten te ordenen in een vernuftig geconstrueerd patroon. Dat is wat Schama probeert, met veel durf, intelligentie en belezenheid. Wie deze weg inslaat kan niet meer terug. Hij zal het buitengewone moeten presteren, of anders heeft hij gefaald. Schama heeft het beproefd, en is tekort geschoten. Het meesterwerk is mislukt. | |
Kennis van de tijdHet eerste tekort dat ik Schama aanreken klinkt nauwelijks als een gerechtvaardigd verwijt. Hij weet niet genoeg van de zeventiende eeuw. Geldt dat dan niet voor ons allemaal? De Amerikaanse drukker heeft de zeerover Claes Compaen omgedoopt in Campaen, de Nijmeegse regent Christoffel Biesman in Bierman, en de Leidse historicus Simon Groenveld in Groeneveld. De Nederlandse vertalers hebben alleen de eerste thuisgebracht, doch vermoedelijk weer andere fouten verbeterd die mij ontgaan zijn. Aan een boek van deze omvang kunnen een paar slordigheden niets afdoen. Soms echter kan een schijnbaar eenvoudige vergissing veel verraden. Schama heeft het in zijn eerste hoofdstuk over de Amsterdamse kermis en schrijft dan in zijn eigen tekst: ‘at carnival time’. Maar kermis in Amsterdam was een heel ander feest in een heel andere tijd van het jaar. Wie in zeventiende-eeuwse bronnen kermis leest en carnaval denkt, vertaalt niet alleen verkeerd. Hij begrijpt verkeerd. De gereformeerde kerken in Noordholland stelden de avondmaalsviering uit terwille van de Amsterdamse kermis. Lees daar in plaats van kermis carnaval, en we zijn in een totaal andere cultuur. Een tweede voorbeeld. Schama ziet de laatste fase van de oorlog tegen Spanje als een reeks eindeloze veldtochten, die vastliepen in langdurige belegeringen, en in een vruchteloze afwisseling van opmars en terugtocht over minimale stukjes grond. Ik herken in die beschrijving niet veel. Het beleg van 's-Hertogenbosch, de inval van Montecuculi over de Veluwe tot Amersfoort en Hilversum toe, Frederik Hendriks tocht langs de Maas - is dat doelloos geschuifel over een paar vierkante kilometers, alsof het een loopgravenoorlog gold? Schama's karakteristiek van de strijd na 1621 heeft met de werkelijkheid weinig gemeen. Maar dan moet hem ook ontgaan zijn hoe de zeventiende-eeuwer zelf die strijd ervoer. Soms ook begint Schama met de mededeling van een feit, maar verbindt daar dan een eigen vervolg aan. De grote droogmakerijen in Noordholland veranderden water in akkers en weiden. Zo kon men dan niet alleen het explosief gegroeide Amsterdam voeden, maar ook nog het Zaanse achterland. De eerste van deze twee zinnen geeft een feit weer, de tweede een logische conclusie. Wat zou men anders met die grond gedaan hebben dan graan verbou- | |
[pagina 569]
| |
wen voor de Amsterdamse markt? Het is alleen niet zo gegaan. Amsterdam bleef zich voeden met Oosteuropees koren. De Hollandse boer was veehouder, ook in de Beemster, of verbouwde gewassen die de nijverheid als grondstoffen dienden, zoals hennep, koolzaad en vlas. Wie Jan de Vries gelezen heeft weet wel dat Schama zich hier vergist. Wie toevallig The Dutch Rural Economy niet kent, zal het niet opmerken. Maar zo toevallig is dat nu ook weer niet, want Jan de Vries schreef alleen voor zijn vakgenoten. De meeste lezers van Schama zullen hier niet merken waar het feit overgaat in de zelfbedachte aanvulling. Vermoedelijk merkt Schama zulke dingen zelf niet. Toen in de zestiende eeuw de strijd tegen Spanje op het heetst was, zegt hij, werd de wil tot weerstand gesterkt door het onwankelbare calvinistische geloof in de uitverkiezing van het Nederlandse volk. Die eeuwige gelijkstelling van calvinisme met predestinatie stemt mij altijd wat moedeloos, en ik sloeg dus de voetnoot op om de schuldige te zoeken die Schama deze dwaalweg had opgestuurd. Zie hier de interessante uitkomst: ‘dit is in elk geval de mening van enkele nieuwere schrijvers over de opstand, in het bijzonder A. Th. van Deursen’. Ik heb inderdaad over calvinisten wel eens wat geschreven, maar ik zeg nergens, dat die zichzelf als een uitverkoren volk beschouwden. Ik ken niet één uitspraak van zestiende-eeuwse calvinisten waarin ze dat beweren, en daarom leg ik hun die leus niet in de mond noch dat geloof in het hart. Voor Schama daarentegen is calvinisme identiek met predestinatie, en predestinatie met uitverkiezing van het Nederlandse volk. Leest hij dus ergens het woord calvinisme, dan ziet hij een uitverkoren volk voor zich, en meent eerlijk niet meer te beweren dan zijn bron wil zeggen. In werkelijkheid vereenzelvigt hij calvinisme met een verschijningsvorm die in de zeventiende eeuw voorkomt - zonder er geheel mee samen te vallen - en brengt dan die vorm naar de zestiende eeuw terug. Kortom, hij weet niet genoeg van de tijd die hij beschrijft, en wil te veel met wat hij wel weet. | |
Schama's methodeDat wreekt zich vooral daarom, omdat zijn methode juist veel kennis vereist. Schama is steeds op zoek naar verbanden. Hij wil weten wat cultuur uitdrukt, en vermoedt achter iedere pijp tabak en in elke beker karnemelk een diepere zin. Menselijk gedrag is altijd symbolisch, en het symbool is doorgrond als het verklaard kan worden in samenhang met de stellingen die aan het boek ten grondslag liggen. Past het, dan is de interpretatie kennelijk juist, want dan bevestigt ze de in aanbouw zijnde constructie. Dat maakt The Embarrassment of Riches tot een enorm kwetsbaar boek. Het gaat Schama niet om de feiten op zichzelf, maar om hun betekenis, en iedere volgende stap moet liggen in het verlengde van de vorige. Maar dan zal ook één kleine afwijking van het rechte pad voldoende zijn hem het spoor bijster te doen worden. Dat is al moeilijk genoeg voor de behoedzame wandelaar die geen voet vooruit zet zonder de weg zorgvuldig te hebben verkend. En wat men van Schama zeggen kan, niet dat hij zondigt door te grote voorzichtigheid. Laten we hem op het eerste stuk van zijn weg eens begeleiden. The Embarrassment of Riches opent met een hoofdstuk over het mysterie van het waterhuis: een cel in het Amsterdamse tuchthuis, die volliep met water tenzij de gevangenis uit alle macht pompte om zijn leven te redden. Heeft die cel bestaan? Misschien niet, waarschijnlijk niet. Het maakt geen verschil. De les blijft dezelfde. Nat zijn betekent gevangen zijn, lui en arm. Droog zijn betekent vrij zijn, ijverig en behaaglijk. De boodschap luidt, dat overleven tegen alle ellende in het begin is van zelfrespect. Dan zijn we nog maar op bladzijde 25, en | |
[pagina 570]
| |
toch reeds vervuld van grote twijfel, of we ons aan deze gids wel kunnen toevertrouwen. Ten eerste is het voor een saaie en fantasieloze lezer zoals ik niet gemakkelijk in te zien, dat het er werkelijk niet toe doet of die cel wel echt bestaan heeft. Ten tweede kost het mij al evenveel moeite te beamen dat juist deze les dwingend moet volgen uit het feit of de fictie van het waterhuis. Schama's gevolgtrekking rust niet op documenten of argumenten. Ze is visionair, niet rationeel. Nu zal een historicus zonder visie nooit meer worden dan een dragelijk ambachtsman. Maar wie de werktuigen van de ambachtsman in de koffer laat, onttrekt zich met al zijn visie aan wetenschappelijke toetsing. Onder het lezen ben ik dan ook gaandeweg gaan denken, dat Schama niet op wetenschappelijke geschiedschrijving uit was. Hij wilde, zo leek het mij, ideeën voorleggen, hypothesen ontwikkelen, combinaties proberen, en het aan anderen overlaten de exacte waarde nader te onderzoeken. Ik raakte daar volledig van overtuigd, toen ik eenmaal begonnen was aan het veelbesproken hoofdstuk over de degelijke Hollandse huisvrouw. Reinheid, zo heet het daar, heeft een diepere morele betekenis. Reinheid is vaderlandslievend. Tromps bezemsteel in de mast van zijn vlaggeschip bewijst het: hoe typisch calvinistisch, schoonmaakgerei te verheffen tot symbool van nationale trots! Schoon zijn is vrij zijn. Een slaaf is vuil, een vrije niet. Het vuil van de wereld moet worden afgewassen, zodat de bijzondere betekenis van het echt Nederlandse zichtbaar wordt. Ja, wie zou hier nog in tweestrijd staan? Dit is een schitterende after dinner speech, een vermetel woordenspel, een studentikoze tour de force. Maar wetenschap? Neen, dat kan niet eens bedoeld zijn. Maar dan schrijft Schama plotseling: natuurlijk is het dwaas om zelfs maar te denken dat een Hollandse huisvrouw, telkens wanneer ze de zwabber ter hand nam, haar gedachten liet wegzweven naar de eeuwige waarheden of het innerlijk wezen van de natie. ‘Maar anderzijds zou het onhistorisch zijn aan te nemen dat huishoudelijke karweitjes onbetekende dingen waren, vrij van elke morele boventoon’. Onhistorisch, dus onwetenschappelijk. Dit vrijmoedig associëren is derhalve geen spel, maar ernst. Niets in dit leven gebeurt in zuivere onschuld. Elk ijdel woord heeft een onuitgesproken bijbedoeling, ieder gebaar een dubbel bodem. Het is de roeping van de historicus, die tweede wereld bloot te leggen. Dit zoeken naar een verborgen zin associëer ik eerder met de kansel dan met de katheder. In de wetenschap moet deze wijze van werken leiden tot willekeur. Ik zie ook niet hoe men met deze methode dat risico kan uitsluiten. Verminderen kan men het wel, namelijk door grondige kennis van de feiten. Maar daar stimuleert juist deze methode nauwelijks toe, zolang haar combinaties resultaat opleveren. En dat zullen ze altijd doen in handen van een auteur die intelligentie aan stoutmoedigheid paart. | |
Schama's boodschapDaarom is The Embarrassment of Riches mislukt. Een grootse conceptie is niet verwezenlijkt, omdat de gekozen middelen ontoereikend zijn gebleken. Een nieuwe, totale interpretatie van de Nederlandse cultuur is niet tot stand gekomen. De vergelijking met Busken Huets Land van Rembrand of Huizinga's Nederlands Beschaving in de Zeventiende Eeuw kan Schama niet doorstaan. En mocht iemand de vergelijking met deze oude meesters onbillijk vinden: veel beter dan Schama's boek is ook dat van J.L. Price, Culture and Society in the Dutch Republic during the 17th Century. Price is geen kassucces geworden, Schama wel. De verklaring ligt niet in het verschil in kwaliteit, want dan wint Price. De stijl dan misschien? Schama's stilistisch meesterschap is onloochenbaar, maar stijl alleen betekent | |
[pagina 571]
| |
niets. De beste stilist vindt geen gehoor, als hij geen boodschap overbrengt. Dat nu is precies wat Schama wel doet. Zijn boek heeft hedendaagse Nederlanders iets te zeggen: het geeft hun weer een verleden waarin zij zichzelf herkennen. De zeventiende eeuw is de moderne Nederlander vreemd geworden. Wat haar trots was geeft hem juist aanstoot, wat haar boeide verveelt hem alleen. Hij loopt de kerk voorbij, hij schaamt zich voor Jan Pietersz. Coen, hij geeuwt boven Vondel en kan Vossius niet lezen. Schama geeft hem de zeventiende eeuw terug. Is het dilemma van economische groei en zorg voor het milieu niet een moderne versie van Overvloed en Onbehagen? Zijn de ex-calvinisten die met Den Uyl socialist werden geen evenbeeld van zeventiende-eeuwse boetpredikers, die de weelde gispten als de afgod van hun eeuw? Nederlander zijn, zegt Schama in zijn slotparagraaf, betekent nog altijd klaar te moeten komen met de morele dubbelzinnigheid van het materialisme. Schama doet ons de zeventiende eeuw niet verstaan zoals ze was. Dat gebeurt in andere boeken, die beter zijn dan het zijne. Hij brengt wel een verbinding tot stand tussen die eeuw en de onze. Ik geloof niet dat zijn constructie houdbaar is. The Embarrassment of Riches is mislukt, en dat is Schama's eigen schuld. Zijn kennis schiet tekort en zijn methode deugt niet. Het meest geslaagd zijn die hoofdstukken, die het zwakst met de these verbonden zijn. Daar toont hij ook de meeste kennis van zaken. Het is alsof zijn eigen boek zich tegen hem keert: Schama is op zijn best als hij zijn grote idee uit het oog verliest. Dan is hij weer de geboren verteller, die wij kennen uit Patriotten en Bevrijders. Juist vóór het afsluiten van deze tekst zag ik in de boekhandel een nieuw werk van Schama liggen: Citizens. A Chronicle of the French Revolution. Een kroniek dus, geen interpretatie. Het verhaal bovendien van een revolutie die werkelijk groots en tragisch was, met helden en schurken van meer dan menselijk formaat. Daar heeft Schama de ideale formule gevonden voor de ontplooiing van zijn bijzondere talent. Ik twijfel er niet aan of het zal The Embarrassment of Riches in de schaduw stellen. Ik treur daar nog minder om. | |
Het werk van Simon Schama:Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands 1780-1813, Uitgeverij Alfred A. Knopf, New York, 1977. |
|