renaissancemuziek. Naderhand werd die pioniersrol overgenomen door ensembles uit Duitsland en Engeland en bleef men er hier een beetje achteraanhinken. De laatste tijd echter schijnt Vlaanderen zijn achterstand in te halen en dat op meer dan één terrein. Brugge is in het kader van het Festival van Vlaanderen een internationale ontmoetingsplaats geworden voor specialisten en liefhebbers van oude muziek. De activiteiten van het ‘Centrum voor oude muziek’ in Peer-Limburg breiden zich met het jaar uit: publikaties; cursussen, festivals, concerten enz. Dan zijn er nog de vele ensembles, zoals destijds het Alariusensemble en nu ‘La petite bande’, het ‘Collegium Instrumentale Brugensis’, het ‘Huelgasensemble’. Ook koor en orkest van het ‘Collegium Vocale Gent’ mogen niet vergeten worden, en hetzelfde geldt voor musici als de gebroeders Kuijken, Philippe Herreweghe, Jos Van Immerseel en vele anderen, die allemaal internationale vermaardheid hebben verworven.
Enkele jaren geleden kwam daar de groep ‘Octophorus’ bij. Dit internationaal samengestelde blazersensemble werd in 1984 bijeen gebracht door de Vlaamse hoboïst Paul Dombrecht. Het bestaat uit musici die historische instrumenten bespelen. Eind 1988 kwam het extra in de belangstelling met een uitvoering van Janitsarenmuziek, een optreden dat niet alleen in Leuven (Aula van K.U.L.) en Antwerpen (de Singel) plaatsvond, maar via de BRT ook rechtstreeks werd overgenomen door dertien buitenlandse radiostations.
De Janitsaren vormden destijds de keurtroepen van het Turkse leger. Tijdens plechtigheden en krijgsverrichtingen werden ze begeleid of aangevuurd door een ‘luidruchtig’ muziekkorps. In de 17de eeuw bestond dat uit o.a. trompetten, fluiten, schalmeien en een arsenaal aan slagwerk, zoals pauken, bekkens, triangels, allerhande trommen en zgn.
Hoboïst Paul Dombrecht, dirigent van Octophorus
schellenbomen (stokken met belletjes). Het krachtige en ritmische geraas van die muziek moet tijdens de Turkse oorlogen diepe indruk hebben gemaakt op de Westeuropese krijgs- en bewindslieden, want verscheidene vorsten zoals koning August II van Polen en keizerin Anna van Rusland schaften zich zo'n muziekkapel aan. Met de tijd echter kocht men alleen de instrumenten en liet die bespelen door eigen musici. Aan het einde van de 18de eeuw beschikten de meeste Europese legers over een dergelijke muziekkapel. Via die militaire kapellen drongen de Turkse instrumenten ook in de ‘Kunstmuziek’ binnen. Typische voorbeelden van die ‘bevruchting’ zijn te vinden o.a. in enkele opera's van Chr. W. von Gluck, vooral in
Die Entführung aus dem Serail (1781) van W.A. Mozart en in de
Militaire symfonie (1794) van J. Haydn.
Op het concert dat ‘Octophorus’ verzorgde stonden vier composities geprogrammeerd die in diverse bezettingen in zekere mate tot het genre van de Janitsarenmuziek behoorden. Het Divertimento KV 187 (1773) is een jeugdwerk van W.A. Mozart. De meeste nummers daaruit zijn in vrij eenvoudige en meestal voorspelbare geledingen opgebouwd zonder veel verrassingen qua inhoud. Het ongewone van deze partituur ligt in de bezetting: twee fluiten, vijf trompetten en vier pauken. Hoe de trompettisten ook hun best deden om hun klank te dempen - niet altijd met het vereiste succes - van de fluitpartijen kwam slechts weinig over in de zaal. Een mooi stukje kamermuziekspel gaf het ensemble ten beste in de Parthia in F ‘Pour la chasse’ (1785) voor een uitgebreid harmonie-orkest van de Boheemse componist Frantisek Rössler, die zichzelf liefst Antonio Rosetti noemde. Hoewel zelden uitgevoerd, behoort die partituur beslist tot de kwalitatief goede verstrooiingsmuziek uit de 18de eeuw. Louis Spohr leverde met zijn Notturno in C (opus 34-1815) ‘fünt Harmonie und Janitscharenmusik’ aantrekkelijke gebruiksmuziek met enkele ongewone en knappe solopassages voor hobo, klarinet en posthoorn.
Het pronkstuk van het concert was Wellingtons-Sieg oder die Schlacht bey Vittoria (opus 91 - 1816) van Ludwig van Beethoven. Van dit werk bestaan verschillende originele versies. Oorspronkelijk componeerde Beethoven het voor een soort mechanisch orgel (Panharmonikon). Daarna bewerkte hij de composi-