Het Museum Overholland
Sinds eind 1987 heeft Amsterdam er, dankzij een particulier initiatief, een nieuw museum bij. Het ligt naast de grotere musea op een plek die heilig is: het Museumplein. Het nieuwe Museum Overholland is intussen een van de meest populaire musea in Amsterdam. Het is een museum voor werken op papier, en dat is uniek in Europa.
Initiatiefnemer van Museum Overholland is de zakenman Christiaan Braun, die verder zoveel mogelijk op de achtergrond wil blijven. Zelf verzamelt hij sinds 1970 werk op papier, een collectie die hij in bruikleen heeft gegeven aan het museum. Toch wordt in Museum Overholland niet de collectie Braun getoond. Slechts één enkele keer hebben Christiaan Braun en een door hem uitgekozen gastconservator een expositie samengesteld: Hollands Landschap, met werken uit zijn eigen verzameling.
Maar zijn collectie geeft aan wat het Museum Overholland beoogt. Braun verzamelde werken van Baselitz, Förg, Immendorff, Richter, Schutte, Rainer, Disler, Serra en Lichtenstein. Uit Nederland zijn o.a. René Daniels, Marlene Dumas, Rob van Koningsbruggen, Ger van Elk en Jan Schoonhoven in de collectie vertegenwoordigd.
Intimiteit. Het museum waar zakenman Christiaan Braun zijn collectie van achthonderd tekeningen wilde onderbrengen, moest een intieme ruimte zijn. Die vond hij, toen zijn oog viel op een woonhuis van de architect De Bie Leuveling Tjeenk aan het Museumplein in Amsterdam.
De plek is heel geschikt. Het nieuwe museum, dat het eerste museum van Europa is dat zich uitsluitend toelegt op eigentijdse werken op papier, heeft zich als het ware in de oksels van de grotere musea aan het Museumplein gevestigd.
‘Tekeningen zijn intiemer dan schilderijen’, zegt Braun tijdens een rondgang door het nieuwe museum. Het valt op dat de architecten Jan Benthem en Mels Crouwel met dit uitgangspunt van Braun rekening hebben gehouden. Het museum verdeelt zich in kleinere ruimten, kleine vlakke witte muren die nog breed en ruim schijnen als daar kleinere tekeningen aan worden opgehangen. Bombast contrasteert nu eenmaal met de zeer intieme, haast binnenskamerssfeer van een tekeningencollectie.
Braun, die over kunst wil praten maar niet over de financiële consequenties van dit particuliere initiatief, houdt van tekeningen omdat ze veel directer zijn dan schilderijen. Tekeningen, die vaak concepten zijn voor latere monumentalere werken, laten iets zien van de intimiteit van de kunstenaar. Op tekeningen en schetsen, op aanzetten en getekende notities, toont de kunstenaar zijn directe ‘ongewassen’, gevoelens en geeft hij soms ook zijn twijfels of zijn gebreken prijs. Die broze uitdrukking vraagt om een discrete omlijsting. In Overholland hangt de sfeer van de intieme salon.
De opzet van het museumbeleid van Overholland kwam al goed tot uiting met de openingstentoonstelling met tekeningen van Gerhard Richter. Dat bleek ook uit de catalogus. Overholland streeft blijkbaar geen kunsthistorische benadering na, maar laat mensen naar tekeningen kijken zoals een lezer in een intiem dagboek kan bladeren. In die catalogus stonden de tekeningen afgedrukt als souvenirs en de teksten waren geen kunstkritische of kunsthistorische opstellen, maar dagboeknotities van de kunstenaar zelf. Ook hierin speelde weer dat idee van intimiteit mee.
Al stelt Overholland zich aan het publiek voor als een museum, het heeft geen conservator. Braun is daar ook geen voorstander van. Hij wil gastconservatoren uitnodigen om tentoonstellingen van tekeningen op papier samen te stellen. Ook wil hij verzamelaars aantrekken, die dan een keuze uit hun eigen collectie in het museum kunnen laten zien.
‘Collecties van verzamelaars zijn veel gedurfder en wispelturiger dan die van museumdirecteuren’, beweert Braun. ‘Verzamelaars volgen vaak op veel directer manier de ontwikkelingen bij jonge kunstenaars. Ze schamen zich ook veel minder hun fouten te laten zien’.
Overholland, dat juridisch als een stichting is opgezet die de collectie van Braun in bruikleen heeft gekregen, wil elk jaar zes tot zeven tentoonstellingen organiseren. De afgelopen twee jaar heeft Overholland de ene succesrijke expositie na de andere georganiseerd: na Gerhard Richter kwamen Roy Lichtenstein, Thomas Schütte, Arnulf Rainer, Martin Disler, Frank Stella en nu ook Louise Bourgeois.
Afgelopen zomer toonde Braun in Museum Overholland de schetsboeken van Paul Cézanne, een expositie die was samengesteld uit het bezit van het Bazelse prentenkabinet en eerder was te zien in het Newyorkse Museum of Modern Art.
De tekeningen zijn vermoedelijk afkomstig uit vijf schetsboeken, maar kwamen merendeels als losse bladen in de kunsthandel en vandaar in het midden van de jaren dertig in het bezit van het Bazelse Kupferstichkabinett, dat daarmee de grootste collectie Cézanne-tekeningen ter wereld had verworven.
Op vele bladen staat meer dan een tekening, zoals meestal in een schetsboek waarin de tekenaar notities maakt, krabbeltjes-voorde-vuist-weg als studie of pro memorie.
De expositie van de tekeningen van Cézanne in het Museum Overholland was een overweldigend succes en werd, zoals de meeste tentoonstellingen in het museum, ook verlengd. Braun, die zichzelf directeur noch geldschieter wil noemen, komt steeds