Rob Schouten (o1954).
Antwoord: ‘Het bladeren en dwalen dat ik zoek, / als het iets anders is, schrijf dat dan niet’.
Zoals nogal wat dichters van z'n generatie, is Schouten er beducht voor om al te ernstig en duidelijk over zulke serieuze dingen als je diepste zelf, de liefde of de zin van het leven te spreken. Om dat gevaar te vermijden, grijpt hij graag naar het wapen van de ironie en verwerkt hij een dosis zelfspot. Eén van de vormen van ironie die hij hanteert, is het neutraliseren van filosofisch aandoende uitspraken door die in een banale, anekdotische context te plaatsen. Zoiets tref je al meteen aan in de titel van de bundel en niet minder in het geciteerde ‘Psychisch’. Ook is het herkenbaar in gedichten als ‘Hoofd’, ‘Hoofdpijn der Goden’ of het metafysische grapje ‘On a pea’. Dit laatste Engels-Nederlandse gedichtje verwijst stiekem naar de bekende prinses op de erwt en behandelt een héél diepgaande vraag! Het speelse rijm helpt mee om de ernst te ontmantelen:
(Vannacht lag ik weer op de erwt
te piekeren onder het baldakijn,
zeer onbegrijpelijk besterd,
waarom ik er zo nodig opmoest zijn).
Schouten camoufleert zichzelf en z'n gevoelens ook door zijn talrijke religieuze en literair-mythologische toespelingen. Maar hij koestert de onduidelijkheid wel het meest wanneer hij flarden alledaagse taal met elliptische ingrepen, associaties en hortende grammaticale wendingen tot hermetische verzen omvormt.
Verwarring is bij deze dichter dus middel en doel tegelijk.
Peter van Dycke
rob schouten, Te voorschijn stommelt het heelal, De Arbeiderspers, Amsterdam, 1988, 56 p.