meester haar verhalen heeft opgebouwd en die de thematische eenheid van de bundel moeten benadrukken. Stuk voor stuk zijn de hoofdpersonages gewone mensen die onder andere omstandigheden een gewoon leven hadden kunnen leiden,
maar die nu, in die ene voor hen onoverkomelijke constellatie van gedachten, gevoelens en gebeurtenissen, in een toestand van verhoogde sensibiliteit belanden en daardoor de onvolkomenheden van hun bestaan als een kwelling ondervinden. Zij komen aanvankelijk in verzet, maar hun psychische constitutie is niet van dien aard, dat zij dat protest helemaal waar kunnen maken; het blijft, met andere woorden, beperkt tot een stampvoeten in het donker.
Overigens zijn de omstandigheden waarin hun verzet wortel schiet niet voldoende spectaculair opdat deze mensen ware hemelbestormers zouden worden; zij vertoeven veeleer in een dagelijks vagevuur waarin zij hun toevlucht zoeken tot weinig exalterende hulpmiddelen om hun problemen op te lossen, zodat zij onvermijdelijk opgezadeld worden met gevoelens van heimwee, verzaking en berusting die de diepere hartstochten leefbaar en aannemelijk moeten maken. Zo maken we kennis met een meisje dat blijft verlangen naar haar ogenschijnlijk vrijgevochten broer die het leven niet meer aankon en daarom ‘in de voetsporen van Jim Morrison’ trad; of met Oscar die met gelatenheid aanvaardt dat zijn leven door anderen wordt geregeld en zijn teleurstellingen met een veilige dosis slaappillen doorspoelt; de vijf dochters die hun overleden moeder op de televisie weerzien en zo het kleine oorlogsdrama van hun ouders vernemen; de zonderling die de wereld gaat verkennen en op zijn weg het meisje ontmoet dat door haar kwetsbaarheid latente gevoelens opwekt; de begaafde musicus die in zijn erotische ervaringen telkens weer terugvalt op het ‘kinderspel’ dat hij met zijn zusje speelde en dat haar fataal moet worden; de jonge wildebras
Rita Demeester (o1946) (Foto D. Baeyens).
die in de muurkast wordt opgesloten en ervan droomt de hele school in brand te steken; de vrouw die zich een jeugdvriendin herinnert als degene die haar bewust heeft gemaakt van het leven aan de andere kant van geborgenheid; de ouder wordende man die de nalatenschap van zijn echtgenote niet van de hand kan doen, en deze daarom bewust in het leven van alledag integreert. Verlies, dood, verdwijnen zij opvallend aanwezig in deze verhalenbundel die de lezer op verscheidene plaatsen ontroert. Dat is natuurlijk ook te danken aan de schrijftrant van Demeester, die eerlijk en authentiek overkomt en slechts enkele stilistische schoonheidsfoutjes vertoont waar de zin voor het detail gaat domineren over de weergave ervan en zo ongewenste poëtische effecten veroorzaakt (‘Hij liep naar de commode in de hoek van de kamer en pakte het kakigroene rugzakje op, een van de nikkelen sluitingen tikte daarbij tegen de lampetkan’: het asyndeton is niet functioneel, de gesuggereerde poëzie is niet relevant). Maar over het algemeen zijn deze verhalen knap geschreven en maken zij de lezer nieuwsgierig naar volgend werk.
Paul van Aken
rita demeester, Stampvoeten in het donker, Meulenhoff, Amsterdam, Kritak Leuven, 1989, 141 p.