Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 389]
| |
Robopaten in het werk van Ward Ruyslinck
| |
[pagina 390]
| |
Ward Ruyslinck (o1929).
| |
[pagina 391]
| |
machines zal worden vervangen en uiteindelijk vernietigd, als wel dat andere, ‘dat van de voortschrijdende ontmenselijking van mensen, zozeer zelfs dat men ze levend dood zou kunnen noemen. Dit gedehumaniseerde bestaansniveau dringt mensen in de rol van acteurs die betekenisloze gemeenplaatsen uitblaten en geprogrammeerde emoties ondergaan met weinig of geen deernis of sympathie voor andere mensen. Mensen die er zo aan toe zijn lijden aan de existentiële kwaal “robopathologie”. In een samenleving van robopaten neemt het geweld monstrueuze afmetingen aan, behoren oorlogen tot de geaccepteerde standaardpraktijk en conflicten tot de orde van de dag’.Ga naar eindnoot(3) Yablonsky wil de term ‘robopaat’ introduceren ‘ter beschrijving van mensen wier ziektebeeld robotachtige gedragingen en bestaanswijzen te zien geeft’.Ga naar eindnoot(3) Het woord ziektebeeld wordt hier niet toevallig gebruikt, want zoals elk tijdperk in de geschiedenis ‘zijn eigen dominerend sociaal-psychologisch ziektepatroon’ vertoont, zo is de ‘robopathologie (...) wellicht de typische kwaal van ons tijdsgewricht’.Ga naar eindnoot(4) Na de neurosen en psychosen die de westerse beschaving na de Tweede Wereldoorlog hebben geteisterd, zou de 21ste eeuw wel eens kunnen afstevenen op ‘een epidemie van robopathologie’.Ga naar eindnoot(4) Reeds in dit stadium van de begripsomschrijving is het duidelijk dat Yablonsky de vinger op een diepe wonde legt, en dat hij accuraat verwoordt wat door heel wat hedendaagse kunstenaars en schrijvers intuïtief wordt aangevoeld: dat onze maatschappij evolueert naar een onmenselijke wereld, waarin gevoelens uit den boze zijn en conform gedrag als de hoogste norm wordt gezien. Overigens verwijst Yablonsky meermaals naar anderen, o.m. naar Erich Fromm en José Ortega y Gasset. Beide denkers hebben immers herhaaldelijk gewezen op de toenemende rol van de eenzaamheid en de vervreemding in de moderne samenleving én op de destructieve kracht die de massa als abstractum op het individu uitoefent. Nu komen uitgerekend die thema's geregeld aan bod in het literaire oeuvre van een Vlaamse schrijver die er zelfs een hele problematiek omheen heeft gebouwd: Ward Ruyslinck. Toeval of niet, maar ook hij heeft in verscheidene interviews en teksten gewezen op de ideeën van Fromm. Voor Ruyslinck is de angst, in al zijn afsplitsingen en verschijningsvormen, het centrale thema van zijn werk: de angst voor de vernietiging van de individuele mens en zijn beschaving, zijn creativiteit en spontaniteit, angst ook voor de toenemende mechanisering en automatisering en voor het cynische geweld en de onverschilligheid waarmee de machtshonger van de groten der aarde wordt toegedekt. Deze zienswijze houdt verband met Ruyslincks mededogen voor de ontheemde, de paria, de mens aan de zelfkant van de maatschappij. In zijn werk vinden we de robopaten aan één kant van de maatschappelijke grens terug: in het kamp van de rijken, de machtigen, de heersers, terwijl de paria's hun slachtoffers zijn en tegelijkertijd de ware dragers van revolutionaire en humanitaire idealen, hoewel zij zichzelf daar niet van bewust zijn. Hierbij denken we onmiddellijk aan Het reservaat, vooral aan de ongelijke strijd tussen Basile Jonas en alle vertegenwoordigers van de macht die hem trachten te vernietigen. Maar deze roman is zeker niet de enige waarin robopaten optreden die beantwoorden aan de definitie van Yablonsky. Yablonsky onderscheidt zo'n acht eigenschappen die de robopaat typeren. Allereerst is er het ritualistische aspect. Het ritualisme is een uiting van gebrek aan spontaniteit en creativiteit. Het is dan ook heel gewoon dat robopaten zich op hun gemak voelen ‘bij de alomvattende, op een mechanistisch-maatschappijmodel berustende definities voor gedrag. Zelfs hun meest emotionele gedrag is ritualistisch en geprogrammeerd. Sex, geweld, vijandigheid, | |
[pagina 392]
| |
recreatie, het zijn allemaal vóórgeplande, vóórverpakte activiteiten, en robopaten reageren zoals bedoeld. (...) Deze conditie werkt de bestendiging in de hand van een bestaansvorm waarin de mensen geen gebruik maken van hun vermogen tot menselijkheid’.Ga naar eindnoot(5) Zij dienen zowel in hun persoonlijk leven als in hun sociaal optreden te beantwoorden aan een gedragspatroon dat wordt opgelegd door de moloch die de samenleving wordt genoemd en waarin menselijke machines absurde logische wetten uitvaardigen en beslissingen nemen. Refereert Yablonsky expliciet aan Der Prozess, Ruyslinck heeft in Het Reservaat een miniatuur-kopie van de kronkelige administratieve wegen en van de labyrintische nachtmerries geschetst. Over de klonen die de diensten bevolken en die ambtenaren worden genoemd, zullen we het nog hebben, maar hier dient ook gewezen te worden op de satirische variaties die Ruyslinck op dit thema heeft aangebracht. We denken hierbij aan de beginscène van Golden Ophelia (het model AZ31 om zelfmoord te mogen plegen) en alle verdere tribulaties om eerst in en dan weer uit de administratieve mallemolen te geraken. In Het ledikant van Lady Cant is vooral de Dienst voor het Overmaken van Betreffende Stukken het mikpunt van spot en kritiek. Een tweede kenmerk is de gerichtheid op het verleden, waardoor robopaten ‘slechts een zwakke en begrensde kijk op eventuele noodsituaties in de toekomst’ hebben.Ga naar eindnoot(5) Wanneer Ruyslinck in De sloper in het slakkehuis waarschuwt voor het akoestisch geweld in de moderne samenleving, doet hij dat alweer volgens het beproefde procédé waarbij een enkeling wordt belaagd door amorfe vertegenwoordigers van de massa die zonder blikken of blozen de decibels de lucht in jagen. Het is een socio-psychologisch probleem dat echter verwante verschijnselen heeft op het militaire en politieke vlak, waar reactionair gedrag robopathologische trekjes verraadt. Padre Gustavo uit De heksenkring neemt het op tegen een regime dat de gevestigde ‘orde’ wil consolideren en van geen humanitaire, op de toekomst van de mensheid gerichte veranderingen wil weten. Maar ook op het individuele vlak kan zo'n systeem robopatische uitwassen kweken, zoals blijkt uit Wurgtechnieken, waar de toekomst slechts bestaat uit kopieën van voorbije, mensonterende situaties die de beul als zijn vertrouwd milieu herkent en waarin hij optimaal functioneert. Zijn neiging tot conformisme is het kenmerk bij uitstek van de robopaat. De robopatische samenleving duldt geen ‘afwijkend’ gedrag. ‘Nieuw of afwijkend gedrag wordt als vreemd en excentriek beschouwd. “Buitenissigheden” worden gevreesd, originaliteit is verdacht. Gevolg daarvan is dat het maatschappelijk stelsel zelden bemoedigend of bevorderend inhaakt op het vermogen van iemand tot spontaniteit of creativiteit’.Ga naar eindnoot(6) Bij zo'n rake typering denkt de Nederlandstalige lezer opnieuw aan Het reservaat: Basile Jonas is in het oeuvre van Ruyslinck ongeveer het prototype van de eenling die zijn eigen waarden durft te plaatsen tegenover de criteria die door de samenleving worden opgelegd. Niet toevallig is hij tevens leraar en bestaat zijn publiek hoofdzakelijk uit opgroeiende meisjes en virtuele nimfen. Zijn naïviteit is evenwel verbazingwekkend, immers, door zich te ontfermen over Martha Simons doorbreekt hij een taboe. Bovendien stimuleert hij door zijn gedrag haar opstandigheid die latent aanwezig is. Oorzaak daarvan is haar precaire situatie: thuis wordt zij wél seksueel benaderd door de machtige vriend van haar moeder; deze laatste heeft zich helemaal geconformeerd aan de maatschappelijke normen en stelt macht en aanzien boven haar menselijke plicht. Gevoelens zijn inderdaad uit den boze en wellicht is dat de zwaarste aanklacht tegen Jonas: hij praat over emoties en speelt viool, het romantische, elegische instrument bij uitstek. Hij zal later dan ook gemum- | |
[pagina 393]
| |
mificeerd worden als de ‘homo mollis’, de zachte mens die niet opgewassen bleek tegen de realiteit. In diezelfde werkelijkheid zijn elementaire waarden plotseling spoorloos: vrienden hebben een excuus om Jonas niet te helpen, de clerus laat schaamteloos verstek gaan, en de robots die het onderzoek leiden, zijn er alleen maar op uit hem op verboden verlangens te betrappen. Het gesprek met de commissieleden is representatief voor de situatie van de twintigste-eeuwse robopaten. Zij vormen ongeveer de synthese van alle eigenschappen die hen kenmerken; zo pogen zij voortdurend tegemoet te komen aan de eisen die hun status aan hen stelt: zowel een sociologisch als een psychologisch verschijnsel. Yablonsky spreekt in dit verband van ‘imago-betrokkenheid’, wat hierop neerkomt dat zij ‘trachten vast te stellen wat de gepaste handelwijze is aan de hand van de statusdefinitie en regels hun verschaft door de mensen om hen heen, in plaats van dat ze enige innerlijke tastzin of principes bezitten met behulp waarvan ze hun gedragslijn bepalen’.Ga naar eindnoot(6) Dat imago verbergt overigens weinig fraais, zoals blijkt uit het portret van de man achter de schermen: Drexeler. Zijn maatschappelijke onschendbaarheid wordt gewaarborgd door dat type mens dat de sleutelposities in de samenleving bezet: de hooggeplaatste ambtenaren worden immers, zoals in een reeks spiegels, oneindig weerkaatst tot in de laagste echelons waar mutatis mutandis dezelfde machtswellustelingen hun driften botvieren. Zij hebben altijd gelijk omdat zij volgens ‘het’ systeem opereren, hoe absurd dat ook moge zijn. De absurde logica wordt veelvuldig in allerlei sofismen gedebiteerd, wat vaak aanleiding geeft tot groteske en tragische toestanden tegelijk. Stefan Pielek (Golden Ophelia) verstoort de openbare orde wanneer hij zelfmoord wil plegen; hij wordt gemaand een aanvraag in te dienen en dan te wachten op de goedkeuring van de bevoegde diensten. De politie is er dus niet meer om de burger te beschermen, maar om hem zo efficiënt mogelijk uit het raderwerk te verwijderen indien hij zich niet kan aanpassen. Het thema herinnert aan het oeuvre van de Amerikaan Ray Bradbury (Fahrenheit 451) die herhaaldelijk heeft gewaarschuwd voor de destructieve krachten in de samenleving. Ruyslinck denkt volgens dezelfde lijnen. Het reservaat laat hij voorafgaan door een citaat van Jan Greshoff: ‘Wanneer de Europese beschaving werkelijk eens sterft, dan is het aan de ziekte welke Amerikanisme heet, aan een wereldbeschouwing uitsluitend gebouwd op de begrippen nut en winst’. Ook Yablonsky wijst op de exemplarische rol van de Verenigde Staten in het robopatische rollenspel, maar hij stipt terecht aan dat het door hem geschetste probleem internationaal vertakt is’.Ga naar eindnoot(7) Het cynisch materialisme van de Nieuwe Wereld is koren op de molen van een auteur als Ruyslinck: het doodt immers alles wat naar geestelijke waarden zweemt. Ook de afwezigheid van medemenselijkheid en een uitgesproken vijandigheid ten aanzien van het individu worden door Yablonksy als robopatische eigenschappen aangemerkt. De paria's in Ruyslincks oeuvre worden onophoudelijk met deze vormen van onverschilligheid en agressiviteit geconfronteerd. Het zijn bovendien niet uitsluitend de hooggeplaatste autoriteiten die het individu het leven zuur maken: op alle niveaus botst de enkeling op robopaten die hun macht zonder mededogen uitoefenen. Reeds in Het dal van Hinnom had Ruyslinck deze problematiek geschetst door de Roosenbooms te laten dwarsbomen door rijke en machtige industriëlen, kerkelijke hoogwaardigheidsbekleders en ambtenaren, maar ook door de huisbazin die de arme familie zonder meegevoel sart. Deze wit-zwart-techniek van goed tegenover kwaad is misschien een zwak plekje in een roman als Het dal van Hinnom, maar heeft daarentegen treffende passages opgeleverd in de satirische werken. In Golden Ophelia | |
[pagina 394]
| |
wordt de politieman beschreven als een ‘aap in uniform’Ga naar eindnoot(8) en zijn onbegrip en onverschilligheid dienen natuurlijk om de naïeve onschuld en goedaardigheid van Pielek te profileren. Overigens maken alle wetten en voorschriften de maatschappij alleen maar onmenselijkGa naar eindnoot(9) en reduceren zij de eenling tot een moedeloos iemand die alleen maar ‘gered’ kan worden door (sociale) dood. Niet toevallig beschrijft Ruyslinck in deze roman ook de massahysterie naar aanleiding van een wielerwedstrijd, waarbij alle individuele trekken verdwijnen door eenzelfde conformistische belangstelling.Ga naar eindnoot(10) Als Ruyslinck via verbale hoogstandjes kan schelden op de kleinzieligheid van de conformistische mens, voelt hij zich opperbest. In De Karakoliërs moet ook ‘das Militar’ het ontgeldenGa naar eindnoot(11), een onderwerp dat in andere werken veel serieuzer aan bod kwam (De ontaarde slapers, Wierook en tranen, De heksenkring). Maar het zijn alweer hoofdzakelijk de administratie en de ambtenarij die het het zwaarst te verduren krijgen: wanneer Soubras een geschikte boom moet vinden om voor het venster van het vreemde staatshoofd te planten, wordt hij van de ene dienst naar de andere doorverwezen. Diezelfde Soubras merkt schamper op: ‘De ambtenarij hield zich verre van verzoeningen en simplificaties; het was een stortkoker van getypte en gestencilde clausules en paragrafen, van overbelichte feiten en onderbelichte gevoelens’.Ga naar eindnoot(12) Ook in andere romans duiken de vertegenwoordigers van deze moloch herhaaldelijk op. Loketbeambten (De ontaarde slapers, Het dal van Hinnom), archiefbedienden en typisten (Het ledikant van Lady Cant) beantwoorden perfect aan wat Yablonsky ‘robotrollen’ noemt. Zij hebben ‘een zeer beperkte ruimte voor humanistische expressie, spontaniteit, creativiteit en medemenselijk handelen’.Ga naar eindnoot(13) Alle kenmerken van robopaten convergeren uiteindelijk in een eindstadium dat Yablonsky de vervreemding noemt. De robopaat is totaal vervreemd van zijn natuurlijke omgeving, van zijn medemensen, maar ook van zichzelf.Ga naar eindnoot(14) In dit verband verwijst hij uitvoerig naar Fromm en Gasset die de vervreemding zien als een gevolg van massificatie en mechanisering. Het zijn tevens ook vaak genoeg de stokpaardjes van Ruyslinck geweest. Indien het vaststaat dat Ruyslinck bewust of onbewust de robopaat in zijn romans heeft geïntroduceerd als de tegenvoeter van de marginale enkeling dan hoeft dat nog niet te betekenen dat zijn wereldbeschouwing door en door pessimistisch is. Uiteraard is iedere kunstenaar die gepreoccupeerd is door de individualiteit van de mens, altijd geneigd tot een vorm van pessimisme, omdat de geschiedenis aantoont dat de machtshebbers er alle belang bij hebben dat zij de mensen kunnen manipuleren. Maar iedere gedachte heeft haar tegenpool, en dat geldt ook voor Ruyslinck. Het individu zal misschien wel bezwijken onder de druk van het systeem, maar in wezen is de individualistische mens een ‘homme révolté’ en zijn de kiemen van een existentieel protest in hem aanwezig. Ook Yablonsky had daarop gewezen, toen hij in zijn boek een volledig hoofdstuk wijdde aan het protest van de humaniserende groeperingen. Hij deed dat binnen de hem vertrouwde context van de tegencultuur (studentenprotest, hippiebeweging enz.), maar essentieel daarbij was dat hij de mogelijkheid van een verandering zag als iets reëels. De erkenning van de robopaat hoeft niet tot zijn aanvaarding te leiden, en dat heeft ook Ruyslinck gedaan: de lezer wijzen op de noodzaak de absurde logica van het systeem te ontkrachten door de onverwoestbare kracht van het gevoel en het individuele denken. In dat opzicht vormt zijn oeuvre een waardevolle bijdrage tot het hedendaagse humanisme. |
|