| |
| |
| |
Nienke van Hichtum herdacht
Freark Dam
FREARK DAM
werd geboren in 1924 te Ketlik. Werkzaam in journalistiek en uitgeverij. Van 1969 tot 1986 conservator van het Frysk Letterkundich Museum en Dokumintaesjesintrum te Leeuwarden. Schreef in het Fries letterkundige studies, verhalen en gedichten. Werkte op zijn vakgebied mee aan verzamelbundels en encyclopedieën in binnenen buitenland.
Adres: Ljipkeloane 14, NL-9269 NK Veenwouden
Ze moet al heel jong blijk hebben gegeven van een opmerkelijk groot verteltalent. Als kostschoolmeisje valt ze op door de kwaliteit van haar opstellen. Ze verlooft zich met een student van grote dichterlijke gaven die haar stimuleert om met haar literaire talenten te woekeren. Niet alleen uit innerlijke drang, maar ook om den brode heeft ze aan die uitdaging gevolg gegeven. Haar werk wordt het toonbeeld van wat kinderliteratuur kán zijn. Haar vijftigste sterfdag wordt dit jaar herdacht met exposities, de uitgave van een volledige bibliografie, een studieconferentie en wat niet al ter ere van de nagedachtenis van: Nienke van Hichtum.
De pionierster van het Nederlandse kinderboek - dat is de eretitel die haar toekomt. Naar wie ánders zou overigens de in 1964 ingestelde Nederlandse kinder- en jeugdboekenprijs moeten zijn genoemd? Ze werd op 13 februari 1860 geboren in het dorpje Nes in de uiterste noordoosthoek van Friesland. Ze kreeg de voornamen Sjoukje Maria Diederika. Haar vader was de nederlands-hervormde predikant Albertus Meinderts Bokma de Boer; haar moeder Dieuwke Klaasesz, dochter van een gemeentesecretaris. Ze was de jongste van vijf kinderen, allemaal meisjes en ze heeft in de ouderlijke pastorie een heerlijke, beschermde jeugd gehad. Ze werd opgevoed volgens de ‘moderne’ d.w.z. uiterst vrijzinnige godsdienstige principes die haar vader was toegedaan. Het milieu van de familie Bokma de Boer zou voorts als vooruitstrevend-liberaal en zeker als sociaal-voelend gekenschetst kunnen worden, met de vader, die zo prachtig kon vertellen, als dominerende figuur. Hij was het ook die zijn dochters - van wie er twee jong zouden overlijden - bijlessen gaf om de povere vorming die de dorpsschool bood te compenseren. Hij was het ook die besliste dat de jonge Sjoukje, de benjamin, die thuis met de koosnaam ‘pop’ werd aangesproken, toen ze vijftien was op kostschool zou gaan in het naburige stadje Dokkum. Daar heeft ze, van 1875 tot 1879, in het internaat van de lutherse ambtsbroeder van haar vader, ds. M.W. Scheltema, haar verdere opleiding gehad. ‘Intelligent, geestig, maar ietwat aanstellerig en dweperig’, zo heeft een kostschoolvriendinnetje het meisje Sjoukje jaren nadien eens getypeerd. Het is een karakteristiek die aannemelijk klinkt, maar het harde leven dat haar deel zou worden heeft ook nog andere wellicht latente eigenschappen tot ontwikkeling doen komen...
Haar kostschoolopvoeding heeft in Sjoukje Maria Diederika Bokma de Boer ongetwijfeld haar zin voor het goede en schone gestimuleerd en haar o.m. een gedegen kennis van de moderne talen bijgebracht, maar voor het turbulente
| |
| |
Nienke van Hichtum, naar een portret, getekend door haar zoon Jelle Troelstra. Origineel in Frysk Letterkundich Museum te Leeuwarden.
| |
| |
en vaak wrede bestaan dat haar bleek te wachten was het te weinig, veel te weinig. In het vroege voorjaar van 1885 - ze was inmiddels met haar ouders na vaders emeritaat naar het Gelderse Brummen verhuisd - leken de voortekenen voor die toekomst nog uiterst rooskleurig. De inmiddels 25-jarige domineesdochter, naar wier hand tot dan toe geen jonkman had gedongen, kreeg bij toeval de kans om met een haar vrijwel onbekende jurist-inde-dop het befaamde ‘studentenbal’ te Groningen te vieren. Haar galant was niemand minder dan de in Friesland om zijn dichterschap zeer geliefde, in Groningen om zijn studentikoze streken veeleer beruchte Pieter Jelles Troelstra. 's Nachts na dit bal kwam niet de ontgoocheling, maar ontlook een romantische liefde tussen twee, hoe ook in temperament verschillend toch in bepaald opzicht gelijkgestemde zielen. Een verloving ‘op de meest ideële basis’, zoals Troelstra naderhand moest toegeven, was al spoedig het gevolg. Reeds in 1888 kwam het tot een huwelijk dat met vallen en opstaan bijna twintig jaar zou duren.
De jonggetrouwden vestigden zich in Leeuwarden, waar ‘Piter Jelles’, zoals de Friezen hem zijn blijven noemen, een advocatenpraktijk begon die voor een briljant jurist als hij zeker tot aanzien en maatschappelijke welstand had kunnen leiden, als... Als inderdaad de jonge, hartstochtelijke pleiter zijn kwaliteiten van verstand en hart en zijn tomeloze dadendrang niet had ingezet voor de toen in opkomst zijnde arbeidersbeweging. Die keuze leidde niet alleen tot een vrijwel definitieve breuk met zijn geheid liberale vader (met ook alle financiële gevolgen van dien) en met de Leeuwarder bourgeoisie, zij maakte hem ook weinig meer dan brodeloos.
Dit spotliedje, dat de Leeuwarders in het stadsfries dialect massaal gezongen moeten hebben toen in de Friese hoofdstad in 1892 ter gelegenheid van het bezoek der ‘beide keningintsjes’ (koningin-moeder en regentes Emma en haar dochter kroonprinses Wilhelmina) de ‘Oranjefurie’ uitbrak, liet aan duidelijkheid niets te wensen over. Ze moesten die afvalligen niet die zich met de rooien inlieten. Het was tijdens dezelfde uitbarsting van ‘Oranjeliefde’ dat er bij huize Troelstra Junior stenen door de ruiten gingen. En dat moeder Sjoukje - haar man stond elders ter stede in de frontlinie -zich met een broodmes had gewapend om zich mogelijke invallers van het lijf te houden.
De ommekeer was wèl groot - te groot wellicht. Van het beschermde milieu in de pastorie, waar ze ontzien werd, op haar wenken bediend en verre van de dagelijkse realiteit werd gehouden, was Sjoukje Maria Diederika TroelstraBokma de Boer in een bestaan terecht gekomen dat enkel onzekerheid en dreiging leek.
Vijf jaar lang hebben ‘de jonge Troelstra met sien frouw’ het in Leeuwarden kunnen uithouden. Ze kregen er hun beide kinderen: de dochter Dieuwke in 1889 en de zoon Jelle in 1891. In het eerste jaar van hun huwelijk stichtte Troelstra een nieuw, Friestalig letterkundig tijdschrift, For Hûs en Hiem (Voor huis en erf), waarin hij de faam, als dichter reeds jong verworven, meer dan bevestigde. Tot de kring van talentvolle jongeren die hij om zich heen verzamelde behoorde een schrijfster die zich van het pseudoniem ‘Nynke fan Hichtum’ bediende. Haar werd door hoofdredacteur Troelstra de verzorging van een kinderrubriek - iets nieuws in het Friese tijdschriftenwereldje van die dagen - opgedragen. En met succes...
Het blad was overigens, onder Troelstra's
| |
| |
leiding, geen lang leven beschoren. Toen hij in een klassiek geworden vers, De Nije Tiid (De nieuwe tijd) getiteld, in niet mis te verstane bewoordingen voor het socialisme koos liepen de abonnees in groten getale weg. De Troelstra's zagen er letterlijk in Friesland geen brood meer in toen ook de jonge advocatenpraktijk meer en meer verliep ten gevolge van hun politieke stellingname. In 1893 vestigde het jonge gezin zich in Amsterdam, waar mr. P.J. Troelstra hoofdredacteur werd van het socialistische orgaan De Nieuwe Tijd. Ook dat werd een mislukking en betekende voorshands weinig meer dan armoede en frustratie. In Utrecht, waar in 1896, nu met het propagandablad De Baanbreker, een nieuw begin zou worden gemaakt, herhaalden zich de teleurstellingen, die ook en vooral een aanslag op mevrouw Troelstra's toch al labiel geestelijk en lichamelijk welzijn hebben betekend. Pas toen Troelstra in 1897 voor de in 1894 mede door hem opgerichte Sociaal-Democratische Arbeiders Partij (S.D.A.P.) een zetel in de Tweede Kamer kon gaan bezetten en de verhuizing naar Den Haag een feit werd, ging althans de materiële nood wat minder benauwen. Immateriële zorgen bleven er volop. Troelstra's politieke loopbaan was ermee geplaveid: conflicten, spanningen, frustraties, verdachtmakingen, gevangenisstraf en wat niet al... Sjoukje deed al het mogelijke om ‘haar strijder’ terzijde te staan, maar zij wist net als haar man dat het voor beiden een te zware opgave was om hun huwelijk niet te doen stranden op de klippen van zíveel uitdagingen waartegen zo weinig gemeenschappelijk élan gemobiliseerd kon worden. De kinderen gingen, al in 1903, naar ‘Landerziehungsheime’ in Duitsland om althans op die manier de dagelijkse spanningen ietwat te verlichten. De ouders, beiden geplaagd door psychische spanningen en fysieke kwalen, gingen nog een eindweegs samen ‘in de
schaduw van veel kommer en geringe levensblijheid’, zoals Troelstra het jaren later heeft willen formuleren. In 1907 kwam het tot de onvermijdelijke scheiding, de enige oplossing van een problematische verhouding, zeker nu Troelstra in Sjoukje Oosterbaan, een jonge Friezin die het zwaar beproefde gezin enige tijd als huishoudster had bijgestaan, een nieuwe liefde bleek te hebben gevonden. Sjoukje Maria Diederika schreef een uitvoerige brief aan het bestuur van de S.D.A.P. om het allemaal uit te leggen en vooral ook om begrip te vragen voor haar ex-echtgenoot die voortaan zonder haar zijn politieke strijd, waarmee zij van meet af aan had gesympathiseerd, zou moeten voortzetten. Ze schreef aan het slot van dit ontroerende politiek-menselijk document als volgt:
‘De quintessens van mijn liefde voor hem was, dat ze geven wou, dat ze hem wou sterken en gelukkig maken! De drang daartoe gaf haar altijd opnieuw voedsel, en... nu ze dat niet gekund heeft, is ze gestorven. Ge ziet dus, dat ook elk medelijden voor mij hier overbodig is. Ik hoop sterk en vast te staan in mijn nieuw leven, nu ik deze verantwoordelijkheid mis, en hoop voor onze kinderen een ernstige leidsvrouw te zijn. Ook voor onze zaak (die der S.D.A.P.; F.D.) hoop ik steeds te doen, wat mijn krachten toelaten. Ik heb u dit alles zo uitvoerig geschreven, om aan u en andere partijgenooten de gelegenheid te geven, de zaak van den rechten kant te bekijken en een edelen partijgenoot niet met kleine maat te meten! Uw partijgenoote, die zich voor het laatst noemt: S. Troelstra-Bokma de Boer’.
‘Gelukkig zijn is niet het hoofddoel van 't leven, nietwaar? Het is maar de vraag, hoe men het leven aanvat, en of men tegen de slagen van het Noodlot bestand is’... Nienke van Hichtum, zoals wij haar nu in het vervolg van dit verhaal zullen noemen, heeft in haar leven juist na de pijnlijke scheiding - zij is nimmer hertrouwd - het bewijs geleverd, bestand te zijn tegen de slagen van het lot waarvan zij gewaagde in een brief aan haar ex-man toen die zijn einde voelde naderen en zij nog eenmaal
| |
| |
Ook deze ‘aardappeleters’ zijn vermaard. Illustratie van C. Jetses voor ‘Afke's Tiental’.
in duidelijke, maar bewogen woorden terugkwam op de gebeurtenissen rond 1907. Voortaan zou zij niet meer als mevrouw Troelstra, ook niet als mevrouw Bokma de Boer, maar als Nienke van Hichtum door het leven gaan. Haar eigenlijke schrijverscarrière vindt haar bekroning en voltooiing in de lange jaren van eenzaamheid en dappere strijd om het bestaan. Over haar schrijverschap dus nu meer in het bijzonder.
In het jaar voor haar huwelijk debuteerde ze met een Friestalige verhalenbundel voor kinderen, Teltsjes yn skimerjoun (Verhaaltjes in schemeravond), bewerkt naar Leander. Ze bezigde toen al het pseudoniem dat zij haar leven lang trouw is gebleven en dat zijn ontstaan te danken had aan het feit dat ze in haar jeugd twee oude vrouwtjes had gekend, beiden ‘Nynke’ (koosnaam voor het Friese Tryntsje = Trijntje) geheten, die beiden ook meesterlijk konden vertellen. De toevoeging ‘van Hichtum’ (Hichtum is een dorpje bij Bolsward, dus erg ver van haar geboortedorp Nes gelegen) koos ze mede op advies van haar verloofde, vooral omdat het ‘gemakkelijk in de mond lag’: Nynke fan Hichtum. De Nederlandse versie: Nienke van Hichtum of, frequenter gebruikt: N. van Hichtum, is voor vele lezers eigenlijk haar èchte naam geworden... In haar Haagse jaren is ze, mede om de materiële zorgen te verlichten, vrijwel uitsluitend in het Nederlands gaan schrijven. En van meet af aan met succes. Aanvankelijk koos ze
| |
| |
haar stof in verre landen en onder vreemde volken en ze behandelde die op een voor kinderen zeer aanstekelijke, ‘opvoedende’, begrijpelijke en spannende manier. Jonge Eskimo's als Sipsu (1897) en Kudlago (1898), kafferjongens als Oehoehoe (1899) wisten zich in snel tempo een plaats te veroveren in de rij van kinderboekentitelhelden van die tijd. Haar opus magnum schreef ze met Afke's Tiental, dat in 1903 zijn eerste druk beleefde en dat sindsdien een blijvende plaats, een ereplaats bezet in de Nederlandse kinderliteratuur en dat ongetwijfeld een eeuw na verschijning nòg zal doen - een unicum! De karakteristiek ‘Het mooiste boek van de wereld’ is natuurlijk overdreven, maar de kwaliteiten van Nienke's eerste ‘grote’ kinderboek zijn inderdaad uitzonderlijk. Daar was en is iedereen het over eens. Dat was ook de mening van de beide geharnaste politieke tegenstanders van mr. P.J. Troelstra, de veelgeplaagde parlementaire leider van de S.D.A.P., die hem naar hij later ietwat sneu opmerkte in de wandelgangen kwamen complimenteren met het wondermooie boek dat zijn vrouw geschreven had... De charme van Afke's Tiental is gelegen in de sobere, natuurgetrouwe maar tegelijkertijd uiterst gevoelige weergave van het leven in een armoedig Fries arbeidersgezin rond 1890. Vooral de zichzelf opofferende, strenge en toch warme moederfiguur daarin spreekt tot de verbeelding van jong... en oud. Nienkes onopgesmukt taalgebruik, haar smeuïge verteltrant, de treffende afwisseling van vreugde en verdriet en haar fijne humor resulteerden in een boek dat nu nog, bijna een eeuw later, zich in één adem uit laat lezen. Authentiek is het in tweeërlei opzicht. In haar weergave van een bestaan dat gekenmerkt werd door ontbering èn onderlinge solidariteit heeft Nienke van Hichtum ongetwijfeld een
dichterlijke werkelijkheid geschapen. Authentiek is het boek echter ook in die zin, dat vrijwel alle figuren en voorvallen aan de werkelijkheid zijn ontleend. Het was een vief dienstmeisje-voor-dag-en-nacht
Bronzen beeldje, voorstellend ‘Afke's Tiental’, van de beeldhouwster Suze Berkhout, in 1970 te Warga onthuld.
dat de jonge mevrouw Troelstra in haar Leeuwarder jaren vertelde over haar ouderlijk huis in het dorpje Warga in het Friese waterland met al zijn grote zorgen en kleine vreugden. In Afke's Tiental is dat gezin (van Sjoerd Feenstra en Harmke Tuinstra) naar het leven getekend. Om daartoe in staat te zijn, is Nienke van Hichturn ook meermalen vanuit Leeuwarden in Warga op bezoek geweest. Op hun beurt zijn ook diverse jonge Feenstra'tjes bij ‘meneer en mejuffrouw’ in Leeuwarden op visite geweest. Afke's Tiental heeft zijn schrijfster wereldfaam bezorgd, want er verschenen vertalingen o.m. in het Engels, het Zweeds en het Esperanto. Dit voorjaar kwam er ook een nieuwe vertaling in het Fries, de taal waarin naar veler overtuiging het boek ‘gedacht’ is.
| |
| |
Afke's Tiental mag dan terecht haar hoofdwerk heten, haar plaats als de kinderboekenschrijfster van haar tijd heeft Nienke van Hichtum wel degelijk mee te danken aan de lange rij van vertalingen en bewerkingen die zij in boekvorm heeft gepubliceerd, vooral op het gebied van sprookjes en volksverhalen. Ook in dit opzicht heeft zij voorbeeldig en baanbrekend werk verricht. Daarnaast heeft zij als vertaalster op niet minder voorbeeldige wijze belangrijke buitenlandse auteurs als A.A. Milne (Winnie-the-Pooh!) en Ethel Turner bij de Nederlandse jeugd geïntroduceerd.
De faam die zij als oorspronkelijk vertelster genoot en nog steeds geniet dankt zij, naast vooral Afke's Tiental, aan die andere Friese streekverhalen voor ‘kinderen van 8-80’ die zij op latere leeftijd nog schreef: Jelle van Sipke-Froukjes (1932, een eigen vertaling van een Fries origineel dat onder de titel De jonge priiskeatser pas in 1939 verscheen); Schimmels voor de koets, of... Vlooien voor de koekepan? (1936) en Drie van de oude plaats (1938). De stof voor dit drietal ontleende zij aan haar eigen jeugdervaringen en aan de schat van overleveringen zoals haar vader haar die destijds vertelde. Als recensente, als voorlichtster over wat naar haar mening kinderlectuur kon en moest zijn - en wat nièt -en als adviseuze van uitgevers en tijdschriftredacties is zij de roeping die zij zichzelf had opgelegd tot op hoge leeftijd trouw gebleven. Ook in die zin, dat zij tot het laatst voor velen, ouderen en jongeren, een vriendelijke en wijze ‘leidsvrouw’ is geweest en daardoor velen in hun privéleven tot steun. In Hilversum, waar zij na haar scheiding het langst heeft gewoond, kwam op 9 januari 1939 een einde aan haar moeilijk maar zegenrijk leven. ‘Ik had nog zo graag één groot boek willen schrijven’, bekende ze enkele weken voor haar overlijden. Met wat ze wèl geschreven heeft blijft Nienke van Hichtum die ze was en is: een groot kunstenares die met haar talent gewoekerd heeft.
| |
Literatuur:
p.j. troelstra, Gedenkschriften, 4 dln., Amsterdam, 1927-1931.
jelle troelstra, Mijn vader Pieter Jelles, Amsterdam, 1952.
j.j. kalma, Nynke fan Hichtum en Afke fan Wergea, Boalsert, 1967.
tineke steenmeijer, Het leeven is wel eens wat te moeielijk, in De Strikel, 1989, nr. 2.
tineke steenmeijer-wielenga en jant van der weg-laverman, Lezen over Nynke van Hichtum, Den Haag;. 1989.
|
|