Ons Erfdeel. Jaargang 32(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [Gedichten] Rogi Wieg Je bestaan Is het verdacht als je schrijft over concreet verval. Want het licht dat me opjaagt, de tijd zelf drijft mij tot diepgang in het gedicht. Maar is het verdacht als je liefhebt, zonder symbolen, want er is geen toekomst in dingen, maar ook niet in ons. Wat wegebt in mijn liefde is weg, en niet meer op komst. De zee heeft geen manieren, geen theater, het licht blijft onaangedaan vallen op het water. Is het verdacht om de maan te laten hangen, om geen sterren aan te wenden voor je eigen bestaan. Uit: De zee heeft geen manieren, 1987. [pagina 340] [p. 340] Joost Zwagerman Nee Nee, dan de dichter die het gewicht van zijn boekenkast wil meten, ik bedoel het soortelijk. Die dichter wil graag categoriseren. ‘De mens bestaat voor tachtig procent uit water.’ Dat feitje komt niet uit zijn kast: het weerlegt de logge overtuiging dat de dichter zélf het soortelijk gewicht vormt van al wat hij bezit. Water in zijn kast met boeken. Dat het gaat sijpelen. Dat de papieren draaikolk verslapt, verlept tenslotte, dát zou 'ie wel willen. - Soms grijnzen de ruggen. ‘Doe het dan zonder ons.’ De ballast die gemeten, bezeten wordt. Uit: Langs de doofpot, 1987. [pagina 341] [p. 341] Dirk van Bastelaere Jan van Eyck, De Arnolfini-bruiloft (1434) 1 Ze cirkelen traag door de gotiek Van de leegte. Een paar voor de tijden De handen opeen. Zijn hoed is een onding Dat de dood niet belemmert en de val Van stoffen laat zijn lichaam vermeend. Zo wil ik denken dat het toen al Wegbleef en wellicht, Geheel anoniem, In een kerkvloer van hardsteen verviel. 2 Dit paar uit het elders, Van perfectie verwezen, Het zal bestaan Door de man in het midden. Zich noemend Van Eyck Bood hij zich aan als getuige. Ook nu in die opstelling Smokkelt hij zich de tijd uit; De bolronde spiegel weet hem te bewaren. Dat men kan zeggen, turend Naar binnen: dank zij afzijdigheid Zal hier zijn geweest De spiegelman Dirk van Bastelaere. Uit: Pornschlegel en andere gedichten, 1988. [pagina 342] [p. 342] Arjen Duinker Nee, geen begrip. Ik zie ervan af mij te wensen Het kleinste begin van begrip. De tafel beweegt onder mijn handen... Want begrip is illusie. Wie moet ik begrijpen? Wat? De tafel, de beweging, de handen? Mijzelf, Mijzelf die ontkent? Nee, geen begrip. Waarvoor? Voor wie? Voor mij die ontkent, De handen, beweging, de tafel? Voor begrip? Bespaar mij begrip! Illusie, Illusie te wensen Het kleinste begin van begrip. De tafel beweegt onder mijn handen... Nee, zoiets niet! Het is mijn vurige wens, bij het weggaan uit deze stad, Niet te begrijpen, Niets te begrijpen, Of iemand. Uit: Rode oever, 1988. Vorige Volgende