Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdDe ogen van de PandaEtienne Vermeersch mag dan niet de bedoeling hebben gehad een strikt filosofisch of wetenschappelijk tractaat te schrijven toch is zijn boek De ogen van Panda wetenschappelijker dan de meeste boeken die er over ecologische problemen zijn verschenen. Zegt hij niet zelf, dat ondanks de vele geschriften over het onderwerp milieuproblematiek die het onbehagen over ons bestel en de gevolgen voor het milieu uitdrukken, de benadering van velen onder hen hem vreemd is gebleven, omdat er een zeker ‘anti-positivisme’ uit blijkt? Hij stelt uitdrukkelijk: ‘onverminderd blijf ik de mening toegedaan dat alleen het denken in de strikt rationele, zelfs positivistische traditie een adequaat instrument kan verschaffen om een analyse van de probleemsituatie te maken en de juiste bijsturing te ontwerpen’ (p. 7). Hij denkt aan schrijvers die geïnspireerd zijn door het denken van Heidegger of Adorno, maar hij kan er rustig de groene ideologen bijrekenen. Inderdaad de Groenen zoeken een tegencultuur voor de industriële cultuur. In een onuitgegeven proefschrift formuleert Dirk van der Sijpt een aantal stellingen uit de ‘groene ideologie’ een beetje pedant maar toch wel adequaat, als volgt:
Volgens de auteur is deze opvatting die een terugkeer voorstaat naar een kleinschalige agrarische maatschappij uit het verleden, die als voorbeeld wordt gesteld, ‘idealistisch, reactionair, utopisch, onhistorisch en ondialectisch’. Ga naar eindnoot(2)Door zich aan feiten te houden en daar waar hij het factuele overschrijdt zijn positie op rationele wijze te argumenteren, zodat de lezer, die terecht daarvoor volwassen genoeg wordt geacht, zelf zijn eigen conclusies kan trekken, heeft Etienne Vermeersch een boek geschreven dat genietbaar is voor een breed publiek van alle richtingen. Het valt inderdaad op dat het gunstig wordt onthaald, zowel in niet-gelovige als in katholieke kringen, zowel door mensen die filosofisch geschoold zijn, als door leken op dat gebied. Waar milieufilosofen eerst filosoferen over de aard van de mens, over die kenmerken die alleen aan mensen eigen zijn en van daaruit bepalen hoe de mens zou moeten leven en hoe de maatschappij er uit zou moeten zien en hoe dus haar verhouding tot de natuur moet zijn, daar draait Etienne Vermeersch de zaak resoluut om. Hij begint met een analyse van de oorzaken van wat er allemaal misgaat met het milieu en gaat dan aantonen dat het totaal aan problemen ons aangaat. Hij hamert er bij ons in dat alle schending van het milieu op lange termijn voor ieder van ons implicaties heeft en dat het niet alleen gaat om wat er vlak onder onze neus gebeurt, maar om wat er op wereldschaal aan de hand is. De oorzaak van de vernietiging van het ecologisch evenwicht op aarde moet worden gezocht in het succes van de Westerse mens, van de wetenschap die hij heeft ontwikkeld en de industriële maatschappij die door de wetenschappelijke kennis mogelijk is gemaakt. Gewoonlijk wordt er een monocausale verklaring gegeven voor de negatieve gevolgen voor het milieu: ofwel het christendom met zijn antropocentrisme verantwoordelijk, ofwel de vooruitgangsgedachte en de burgerlijke idealen van de Verlichting, ofwel de combinatie van wetenschap en technologie met kapitalisme. De auteur wijst erop, dat hoewel het zeker is dat de verbinding van al deze verschillende elementen het succes van het Westen heeft verzekerd en de kolonisatie en andere vormen van overheersing van grote delen van de wereld in de hand heeft gewerkt en hoewel daardoor de milieuproblemen niet tot het Westen beperkt bleven maar mondiale afmetingen kregen, de wortels van het fenomeen toch dieper zitten. Het wetenschappelijk, technologisch en kapitalistisch systeem is niet alleen een produkt van wat kenmerkend is voor onze Westerse cultuur, maar een gevolg van de enorme expansiedrang van de mensensoort. Vanaf het ogenblik dat de vroege homo sapiens niet alleen meer neemt wat de natuur te bieden heeft maar ingrijpt in de natuur is het proces in gang gezet. Etienne Vermeersch geeft een | |||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||
heldere analyse van de hoofdproblemen. Er is ten eerste de vervuiling van het milieu, het verbreken van het natuurlijk evenwicht en het uitputten van de grondstoffen. De oorsprong van deze fenomenen is de sedentarisatie van de mens, die aan landbouw en veeteelt ging doen en voedseloverschotten produceerde. De populaties groeiden, steden ontstonden en er werden meer en meer landbouwgronden ontgonnen, wat ontbossing impliceerde. Dit alles hoeft niet catastrofaal te zijn, er kunnen op die wijze nieuwe ecologisch-evenwichtige leefmilieu's ontstaan. Het wetenschappelijk-technologisch, kapitalistisch bestel heeft niets anders gedaan dan dit proces in een versneld tempo voortzetten, waardoor herstel van evenwicht niet meer mogelijk was en de gevolgen eerst lokaal daarna mondiaal zichtbaar zijn geworden. Bovendien leidde de schaalvergroting van de processen tot een zodanig verbruik van grondstoffen dat deze uitgeput dreigen te raken. Het is dus duidelijk dat de optie voor een positivistische kijk op de problemen, wars van iedere vorm van anti-wetenschappelijkheid, de auteur niet blind maakt voor de gevaren die de toepassingen van wetenschappelijke kennis inhouden. Nog twee andere vraagstukken worden behandeld: de demografische ontwikkeling van de wereldbevolking en de ongelijke verdeling van de rijkdommen. De groei van de wereldbevolking is schrikbarend en het mag een wonder heten als die kan worden afgeremd, vóór dit gebeurt door catastrofen van tot nog toe onbekende omvang. Het Westen is rijk, de derde wereld is arm, maar hunkert naar eenzelfde welvaartsniveau als dat van de Westerling. Het is duidelijk dat de arme landen er alle belang bij hebben ervoor te zorgen dat hun bevolkingsaanwas tenminste afneemt, maar het is even duidelijk dat de Westerling per hoofd het meest grondstoffen verbruikt en het meest vervuilt en dus is groei bij ons ook uit den boze. Na het factuele komt in het boek het ethische aspect van de behandelde thema's aan bod. Meestal worden morele waarden als vanzelfsprekend beschouwd en niet expliciet gemaakt en er wordt zeker niet over geargumenteerd. In De Ogen van de Panda is dit niet het geval, we staan voor een keuze: egoïstisch redeneren en de milieuproblematiek wegwuiven uitgaande van een onverantwoord maar gemakkelijk optimisme of streven naar een meer rationeel milieubeleid door hergebruik van grondstoffen, gebruik maken van energiebronnen die niet vervuilen en bijna onuitputtelijk zijn enz. Op die wijze kan de welvaart die we kennen, behouden blijven en zelfs de derde-wereldlanden ten deel vallen. Maar hier rijst de onvermijdelijke vraag ‘Waarom liever altruïsme dan egoïsme?’ Het antwoord van Etienne Vermeersch is dat we gedwongen zullen worden zuinig te zijn op de natuur en te delen met de armen, maar dat we er ook vrijwillig toe kunnen komen omdat medemenselijkheid, de zorg om de naasten, de groep, de gemeenschap, in de mens, die een sociaal dier is, is ingebakken. De mens is wellicht in staat deze medemenselijkheid uit te breiden tot alle mensen, waar dan ook ter wereld en tot de komende geslachten en zelfs tot de dieren. De natuur is geen waarde op zichzelf, zonder de mens zijn er immers geen waarden, maar de natuur is een waarde voor de mens, in de eerste plaats omdat hij zonder die natuur niet kan overleven. In de tweede plaats kan de natuur vaak een bron van schoonheid en ontroering zijn.
Mia Gosselin Onderzoeksdirecteur NFWO e. vermeersch, De Ogen van de Panda. Een milieufilosofisch essay, uitg. Marc Van de Wide, Brugge, 1988, 72 p. |
|