Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermdHommage aan Joris IvensVan 2 oktober tot 20 november 1988 was in het Nijmeegse Museum ‘Commanderie van Sint-Jan’ de tentoonstelling Rondom Joris Ivens, wereldcineast. Het Begin 1898-1934 te bezichtigen. Deze hommage vond plaats naar aanleiding van de negentigste verjaardag van de cineast. Onder de gelijknamige titel verscheen bij die gelegenheid een schitterend geïllustreerde en rijkelijk gedocumenteerde uitgave die de activiteiten van Ivens in de jaren twintig en dertig belicht. Het boek bevat niet alleen zes bijzonder interessante opstellen over, maar ook artikelen van de cineast, teksten van tijdgenoten en vrienden, onder wie Hendrik Marsman, en talrijke relevante foto's en documenten. | |
[pagina 290]
| |
In ‘De Bron’ beschrijven Urias Nooteboom en André Stufkens de familiale en culturele sfeer van Ivens' jeugd in Nijmegen. Op twaalfjarige leeftijd maakte Joris Ivens er zijn eerste filmpje, De Wigwam, waaraan de hele familie vakantiepret beleefde. Van dan af groeit zijn liefde voor de film. Weldra blijkt dat hij grotere ambities koestert dan datgene waarvoor zijn vader, Kees Ivens, oprichter van de succesvolle firma Het Nederlandsch Fototechnische Bureau C.A.P. Ivens en Co, hem had voorbestemd. Arthur Lehning evoceert in ‘Herinneringen aan een vriendschap’ Ivens' studententijd aan de Rotterdamse handelsschool en zijn boeiende tijd in Berlijn, Parijs en Amsterdam. Volgens Lehning leidde de voorstelling van de ‘verboden’ film De Moeder van Poedowkin, die Ivens op 13 mei 1927 projecteerde, tot de oprichting van de Filmliga. Voor Ivens was het de aanleiding om zich geleidelijk los te maken van het CAPI-concern en zich volledig aan het filmmedium te wijden. Zijn sociaal-politieke bewustwording is ongetwijfeld aan het contact met de anarchist A. Lehning te danken. Lehnings opstel verklaart veel over de latere evolutie naar het filmen van politieke documentaires. De culturele achtergronden daarvan beschrijft André Stufkens in zijn essay ‘De Avant-Garde rond Joris Ivens' eerste films’. Onder invloed van Eisenstein en Poedowkin evolueert Ivens van de avant-gardische vorm- en bewegingsexperimenten naar de sociale reportage. Na o.m. De Brug en zijn Ik-Film, een experiment met de subjectieve camera, aanvaardt Ivens in 1929 een reportage te maken over de armoede en ellende in de Drentse veenkoloniën. Arm Drenthe was de aanloop voor Misère au Borinage, het meesterwerk dat hij in 1933 samen met Henri StorckGa naar eindnoot(1) realiseerde. Over de produktieomstandigheden van deze film bericht Bert Hogenkamp uitvoerig in zijn bijdrage ‘Joris Ivens en de Borinage’. Tenslotte wijdt André Stufkens een revelerend hoofdstuk aan de dialectiek als esthetisch principe in het werk van ‘de oudst werkende cineast van de wereld’. Inderdaad, op negentigjarige leeftijd voltooide Joris Ivens onlangs zijn jongste produktie, Le Vent. Nogmaals probeerde hij het onmogelijke, nl. de wind te verfilmen. Dat Ivens de filmmaker van het ‘onmogelijke’ is, zou in de loop der jaren steeds duidelijker blijken toen hij zich als politiek filmer ontpopte. André Stufkens, Jan en Tineke de Vaal, de samenstellers van Het begin (1898-1934) zijn erin geslaagd een echt boeiende, vlot leesbare en bijzonder interessante hommage te brengen aan een cineast waarvoor Nederland als filmland inderdaad te klein was. Een accurate filmografie, een uitvoerige literatuuropgave en een register maken deze uitgave ook wetenschappelijk gezien tot een unicum in de Nederlandstalige filmstudie.
Wim de Poorter André stufkens, Rondom Joris Ivens, wereldcineast. Het begin 1898-1934, Het Wereldvenster, Nijmegen, 1988, 216 p. |
|