Beeldende kunst
Internationaal Lexicon van de Moderne Beeldende Kunst
De wereld van de hedendaagse kunst is voor velen een doolhof van namen en begrippen geworden. De nieuwe kunstrichtingen hebben elkaar zo snel opgevolgd en hebben zoveel babylonische termen meegekregen, vaak in vreemde talen, dat de kunstliefhebber nog nauwelijks weet waarover het gaat. Recensies en tijdschriftartikelen zijn daardoor vaak in nogal hermetische taal geschreven wat de verstaanbaarheid zeker niet ten goede komt. Een woordenboek kan op dit terrein weinig of geen hulp bieden en kunsthistorische naslagwerken zijn niet alleen duur, ze zijn ook meer bestemd voor vakspecialisten en geven ook niet altijd uitsluitsel over de meest recente terminologieën. Vandaar de noodzaak tot een handig en niet te prijzig boek. Een werk dat iedereen de begrippen en namen presenteert die noodzakelijk zijn om een beter inzicht te krijgen in de moderne en hedendaagse kunst. Albert van Wiemeersch heeft die taak op zich genomen met de samenstelling en de uitgave van een ‘Internationaal Lexicon van de moderne beeldende kunst’. Het was een uitdaging: 286 bladzijden bewijzen overduidelijk hoeveel materiaal diende te worden gecatalogiseerd en opgespoord. Het is geen kleine verdienste zich hiervoor in te zetten. Is de auteur in zijn opzet geslaagd? Het antwoord is ja en neen. Positief is het streven naar volledigheid en daarvan getuigen zeker de ruim 800 trefwoorden die uiteraard alfabetisch werden gerangschikt. Minder enthousiast werden we echter na aandachtige en kritische lezing. Volledigheid, we schreven het al, is een streven dat nooit optimaal kan slagen, maar een zekere consequentie zou daarbij toch op de eerste plaats moeten komen. Zo kan men zich afvragen waarom het Brusselse kunstcentrum Taptoe, dat in 1955 werd opgericht, wèl vermeld wordt maar Raaklijn uit Brugge en Celbeton in Dendermonde niet. Beiden hebben in de jaren vijftig een beduidende rol gespeeld bij de promotie van eigentijdse kunst en dit niet alleen op lokaal niveau.
Een werkelijk storende verwarring ontstaat daar waar de talrijke prijzen die in Vlaanderen uitgereikt worden aan beeldende kunstenaars geordend worden. Die staan her en der verspreid onder de naam van de prijs (Marnixkring Prijs Felix De Boeck, Prijs Mark Macken staan bvb. beiden onder de letter M). Was het niet veel logischer geweest alle prijzen onder de letter P onder te brengen? Er is een lemma ‘Religieuze kunst’ maar in de omschrijving wordt niet gerefereerd aan het Museum voor Religieuze kunst in Oostende. Evenmin wordt de toch belangrijke tentoonstelling Ars Sacra uit 1958 in Leuven vermeld die, samengesteld door K.N. Elno en Geert Bekaert, een mijlpaal betekende in een periode dat de religieuze kunstvernieuwing haar hoogtepunt had bereikt. Op een ander vlak missen we ‘A-379089’, een centrum in Antwerpen dat in 1969, onder leiding van Kasper König, een interessante rol heeft gespeeld in verband met de toenmalige avantgardekunst al was het maar omdat Marcel Broodthaers er zijn ‘Museum voor Moderne Kunst, Département des Aigles, sectie 17e eeuw’ heeft gevestigd, er Fluxusconcerten werden georganiseerd en Panamarenko er later zijn luchtschip ‘The Aero-modeller’ heeft gebouwd. Wanneer gesproken wordt over ‘Spazialismo’, een beweging die in Milaan in het leven geroepen werd door Lucio Fontana, wordt niet gerept over het manifest dat toen werd uitgegeven en dat werd gevolgd door een tweede en derde manifest. Bij Van Wiemeersch wordt alleen over Fontana gesproken terwijl het in werkelijkheid om meerdere kunstenaars ging. Dit zijn historische onvolkomenheden die een dergelijk lexicon aan waarde doen inboeten. In dezelfde geest valt