Vriendschap en wantrouwen. Twee eeuwen Frans-Nederlandse diplomatieke betrekkingen 1588-1795
De echo was nog hoorbaar van de herdenking van het historische gegeven, dat Stadhouder Willem III per invasievloot in 1688 in Engeland landde, om het jaar daarop in Westminster Abbey tot koning gezalfd te worden, toen Prinses Margriet in den Haag een tentoonstelling opende van documenten over twee eeuwen diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Frankrijk. Willem III, dè grote tegenspeler op het Europees continent van de Franse Zonnekoning; Den Haag, de ziel van het Europees verzet tegen Lodewijk XIV.
Het Algemeen Rijksarchief, de Franse Ambassade en het Institut Français, de organisatoren van de Frans-Nederlandse tentoonstelling in het unieke Haagse Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum hebben nadrukkelijk verklaard, dat de idee om de diplomatieke betrekkingen te belichten, geheel los stond van de William and Mary-herdenking. Toch kreeg de documentententoonstelling een eigen dimensie in het perspectief van de Willem III-herdenking; zeker wat betrof de periode van de Veertigjarige oorlog, 1672-1713.
Pikant was ook het feit, dat de naar absolutisme groeiende monarchie, Frankrijk, met twintig miljoen inwoners toen, uitermate veel prijs stelde op goede verhoudingen met Europa's jongste Republiek met 11/2 miljoen inwoners.
De tentoonstelling liet de diplomatieke betrekkingen beginnen in 1588, het jaar waarin Hendrik van Navarre Michel de l'Hôpital naar de Staten-Generaal afvaardigde; voornaamste opdracht: steun vragen voor de protestanten in Frankrijk. Het waren de dagen waarop de jonge Republiek en (het nog naar eenheid zoekende) Frankrijk één gemeenschappelijke vijand hadden: Spanje.
Na de troonsbestijging (1589) van Navarre als koning Hendrik IV (de eerste Franse koning uit het Huis Bourbon) werden de incidentele contacten in een blijvende diplomatieke betrekking omgezet.
De eerste relaties waren wederkerig van positieve aard; maar al vrij spoedig werden er in Den Haag vraagtekens geplaatst, toen Henri IV in 1593 zich bekende tot de katholieke eredienst (‘Parijs is wel een Mis waard’), ook al deed hij dit op voorwaarde, dat de Hugenoten vrijheid van Eredienst zouden genieten. Wantrouwen was er toen Frankrijk ging bemiddelen, om een eind te maken aan de strijd van de Republiek tegen Spanje; een bemiddeling die leidde tot het Twaalfjarig Bestand (1609-1621).
Verder waren er Frankrijks openlijke aanspraken op de Zuidelijke - toen nog Spaanse Nederlanden. ‘La langue française doit être à moi’ pretendeerde Henri IV.
Velen Nederlanders herinneren zich uit de Vaderlandse Geschiedenis het jaartal 1672: het rampjaar. De inmiddels aangetreden Lodewijk XIV was een der belligerenten, die ons naast Engeland en de Bisschoppen van Keulen en Münster belaagden. Op de tentoonstelling was het Franse origineel en de Nederlandse moeizame en bijna letterlijke vertaling van de oorlogsvoorbereiding: ‘Het quade vergenoegen dat Syn Majesteyt heeft an de conduite die de Staten Generael der Vereenigde Nederlanden zedert eenigen tijdt in sijn re-