een jeugd die argeloos was, maar met de inslag van een uitdagende zorgeloosheid. Het dramatisch tegengewicht was gelegen in de tragische argwaan van de aanzienlijk hogere leeftijd van de man met wie de jonge vrouw getrouwd was; van wie zij zorg en aandacht verwachtte, aan wie zij onvoorwaardelijk trouw was, waardoor zij in blanke onschuld te grote risico's nam, met het noodlottige gevolg dat zij haar leven verspeelde.
De doem van de dood is ook levensgroot aanwezig in Sluizers jongste film Spoorloos. In tegenstelling tot Joaño en het mes is de dood geen ‘natuurlijk’ gevolg van riskante acties, van enige menselijke fout in de beoordeling van riskante gegevens, de dood is plotseling aanwezig, zowel in abstractie als in lugubere werkelijkheid. Het lijkt allemaal meer op spel met de dood dan een al dan niet gewild lot.
De film is volgens publiciteitsmededelingen gemaakt naar een kleine roman van Tim Krabbé Het gouden ei. Het boek is mij niet bekend, maar een film dient gewaardeerd te worden als een zelfstandige produktie, waarbij het voetstaps volgen van een originele tekst slechts van secundair belang is. Een film is mislukt als een nadere aanduiding van het oorspronkelijke gegeven onmisbaar blijkt te zijn.
De film opent met beelden van een paar, dat aan het begin staat van een vakantie in Frankrijk. Ze houden stil bij een benzinestation, waar de jonge vrouw even uitstapt om verversingen in te slaan. We volgen haar tot zij, nog steeds duidelijk herkenbaar, uit het zicht verdwijnt in de mensenmassa. Haar verdwijnen wordt pas raadselachtig als de man zich gaat afvragen waar zij toch blijft. Maar de jonge vrouw blijft spoorloos. Wat haar is overkomen blijft duister. De vriend, Rex, schrijft haar al af. Dat hij haar de verdwijning aanrekent blijkt als hij een drietal jaren later dezelfde plek opzoekt, vergezeld van een nieuwe vriendin. Hij onderneemt zelfs verwoede opsporings activiteiten. Rex meent op het spoor te zijn gezet door verhalen van een ‘buitenstaander’, die belooft hem volledig op de hoogte te zullen brengen.
Die man, een scheikunde leraar, ontpopt zich als een tergende sadist. Schijnbaar bereid om van alles uitleg te zullen geven, brengt hij Rex tot een aan wanhoop grenzende vrees, dat er met zijn vroegere vriendin iets niet in de haak is. Hij gaat met de man een soort weddenschap aan: hij verdenkt hem van moord op zijn vroegere vriendin. De man, die een oppervlakkige charme ten toon spreidt, zal wel merken waar hij aan begonnen is. De afrekening volgt dan ook maar degene die deze afloop treft is in elk geval niet Rex. De man belooft open kaart te zullen spelen, dat doet hij ook op een lugubere manier. De dood blijkt een niet te vertrouwen grootheid te zijn. Het symbool daarvoor blijken twee gaten te zijn in Rex zijn sokken, gaten die afgesleten zijn tijdens een verblijf van Rex in de kofferbak van een auto. Dat afslijtingsproces gaat vergezeld van dierlijk gejammer in het aanzicht van de dood. De scheikunde leraar blijkt een bestiale sadist te zijn. Een sadist, die in stilte geniet van zijn meest zeggende eigenschap: nieuwsgierig naar menselijke ondergang. Deze waardering van het leven als een weg te werpen zaak verleent aan het sadisme een nieuwe kwaliteit: afwachten in doodsangst. Dat is, in Sluizers film, de gulzigheid van het noodlot alsmede een niet te ontwijken aanzuigingskracht. Dit verleent de film een extra, veelzeggende dimensie: een tragische vermenging van geheim genot en openlijke uitdaging: de moordenaar speelt ook met zijn eigen leven.
D. Ouwendijk