Antoon Defoort: wegwijzer in de muziek
Iedere auteur die zich waagt aan een inleidend, instructief en populair werk over muziek, wordt geconfronteerd met het probleem van de voorkennis van de lezer, een probleem dat zich nog acuter aandient wanneer het boek zich richt op de jeugd. De muziek is zo weinig systematisch in het basisonderwijs geïntegreerd, dat veel kinderen van het zesde leerjaar zelfs nog niet in staat zijn het meest elementaire notenbeeld te ontcijferen. Anderzijds staan talloze kinderen op wachtlijsten om zich aan de muziekscholen in een of ander instrument te kunnen bekwamen. In het eerste jaar van het secundair onderwijs leidt dit tot de absurde situatie dat elfjarigen, die al vier of vijf jaar notenleer achter de rug hebben, muziekles moeten bijwonen op kleuterniveau (bv. het aanleren van ‘koko-lang’-ritmen!). Het musicogram is een schijnoplossing, waardoor het probleem alleen maar verschoven wordt. Een dergelijke toestand, ons landje waardig, maakt het een auteur alleen maar moeilijker, omdat hij van het begin af aan, ‘tussen twee stoelen’ zit.
In het licht van deze situatie heeft Antoon Defoort, die de problematiek van binnenuit kent, het er in zijn ‘wegwijs’-boek Muziek! Muziek! helemaal nog niet zo slecht afgebracht. Samen met een aantal medewerkers, die doorgaans actief betrokken zijn bij het musiceren met jongeren, behandelt hij beknopt, maar overzichtelijk en in eenvoudige taal, de meest diverse, evenzeer minder vanzelfsprekende als voor de hand liggende onderwerpen. Verrassend goed is bv. het hoofdstukje ‘Hoe een lied ontstaat’, waarin componist Stan van Vaerenbergh neerschrijft ‘hoe het groeide’. Ook de bladzijden speciaal gewijd aan de beiaard -een Vlaamse specialiteit -, het orgel, de compact disk, e.a. zijn, ondanks de gedwongen beperkingen, boeiend. Lovenswaardig is uiteraard ook de aansporing tot het actief musiceren.
Toch blijft ook weer de vraag of verondersteld wordt dat de jeugdige lezer enige notie heeft van notenleer: het boek bevat heel wat, overigens onontbeerlijke, muziekvoorbeelden. Daarnaast zijn ook enkele fragmenten van (weinig zeggende) musicogrammen opgenomen (pp. 37-38). Defoort vangt de plaatsing hiervan wel enigszins op door in de inleiding het boek aan te bevelen aan leerkrachten, zodat het ‘onder begeleiding’ gebruikt kan worden, wat zeker van belang is, bv. ook in verband met het zelf gitaar leren spelen (p. 15).
Als smaakmaker zijn de eerste bladzijden gewijd aan de popmuziek. Daar is in principe niets tegen al hadden we wat meer ‘kritische duiding’ verwacht dan alleen maar het formuleren van enkele meningen of het omkaderen van de bedenkingen bij de hitparade. De schadelijke gevolgen van 120 en meer decibel (rockconcert) en de ‘eenzame opsluiting’ onder de walkman hadden, juist in dit verband, wat meer aandacht mogen krijgen. Ook hebben wij ernstige bedenkingen bij de keuze van de kunstenaar (?), die onder meer de verkiezingsshow op 9 oktober 1988 onveilig maakte met producten op originele teksten als ‘Intimiteit, intimidatie’ enz... Vlaanderen en Nederland beschikken over meer en beter talent! Waarom drie gelijksoortige interviews en niet eens een componist van hedendaagse ‘klassieke’ muziek? Zoals zo vaak blijft bij het overzicht van de hogere muziekstudies de muziekwetenschap onver-