Muziek
Alfred Schnittke bij het Concertgebouworkest
Alfred Schnittke schrijft polystylistische muziek. De Sovjet-Russische avantgardist die in het Westen vooral bekend is geworden door de inzet van violist Gideon Kremer, combineert als het ware meerdere werelden. Op de Wittener Tage für neue Kammermusik 1987 hoorde ik zijn Vierde Symfonie uit 1984, een merkwaardige compositie omdat het concertante delen bevat voor piano, klavecimbel en celesta, bovendien zijn er aan het slot ook een tenor en een koor benodigd voor een Mahleriaans geteisterde muziek, nukkig en wringend. Qua vorm biedt de symfonie een variatiecyclus over drie thema's, met in elk van de drie hoofddelen vijf variaties. De thema's symboliseren verschillende standpunten (drei Erläuteringen der Wahrheit) en worden aanvankelijk successievelijk en tenslotte gelijktijdig ingezet. Ook de oude Russische kerkmuziektraditie speelt in deze complexe en ongrijpbare symfonie een belangrijke rol.
Heel benieuwd was ik naar Schnittke's Vijfde Symfonie, geschreven voor het eeuwfeest van het Koninklijk Concertgebouw. Welnu, dat werk is zo mogelijk nog geheimzinniger, nog pessimistischer, nog donkerder en duisterder en minstens zo complex uitgevallen. Vergeleken met Schnittke's werk verbleken de meeste Russische werken tot vriendelijke en pittoreske plakplaatjes. Want wat de serie C-bezoekers midden november 1988 in het Concertgebouw kregen voorgezet betrof wel een geheel ander uiterste!
Overigens opmerkelijk hoe de zieltogende moderne serie onder de krachtige leiding van de nieuwe chefdirigent Riccardo Chailly opeens zulk nieuw leven wordt ingeblazen. Bernard Haitink, de vorige chefdirigent, concentreerde zich grotendeels op het grote repertoire van Bruckner en Mahler en liet de moderne muziek aan gastdirigenten over.
Niet aan het begin van zijn carrière!
Nu maar hopen dat Chailly zijn inzet voor de twintigste eeuwse kunst weet door te zetten...
Schnittke's Vijfde Symfonie dirigeerde hij precies zoals het werk vraagt: met veel gevoel voor drama.
Evenals in de Vierde Symfonie zijn er weer concertante partijen (viool, hobo en clavecimbel) en zelfs bedacht de componist de bizarre titel van Concerto grosso nr. 4 / Vijfde Symfonie. Het concerto grosso wordt overigens alleen in het eerste deel au serieux genomen: de concertante vorm gaat over in de symfonische. In deel twee citeert Schnittke Mahler's jeugdwerk, een fragment uit het enige bewaard gebleven deel uit een pianokwartet. In de twee laatste delen miste ik een solist en een koor, ze hadden er kunnen zijn, want een geheimzinnige koraal klonk vocaal genoeg!
Schnittke ziet de vorm van het concerto grosso als een representant voor een holle en inhoudsloze wereld en symboliseert in zijn Mahler-citaat een dichterbij gesitueerde, niet zozeer lege dan wel gespleten wereld. Althans, zo zou ik die anachronistische elementen willen interpreteren, gehoord Schnittke's uitlatingen in het verleden.
Soms zijn die twee laatste delen zó handenwringend, zó de uiting van een angstschreeuw, dat je er niet goed raad mee weet: een wanhoop kan men uitdrukken (zie Mahler), maar zó peilloos wanhopig...
Ernst Vermeulen.