figuur van De Tijd laat Shakespeare de toeschouwers dan een sprong van zestien jaar maken. In het tweede deel, gesitueerd in een pastoraal Bohemen, tekent zich het herstel af: hier ontluikt een nieuwe, onschuldige liefde tussen de verloren gewaande Perdita en de jonge prins Florizel. De hereniging, de verzoening en zelfs de wedergeboorte - het beeld van Hermione dat weer tot leven komt - vormen het sluitstuk van dit verhaal.
Regisseur Karst Woudstra had blijkbaar resoluut gekozen voor een enscenering van The Winter's Tale als een sprookje. Dat bleek al direct uit het decor van Marc Cnops. Net zoals voor de produktie in K.N.S.-Antwerpen (regie Walter Tillemans, 1981), ontwierp Cnops als ‘fond’ een grote sterrenhemel die de kosmische dimensie van het stuk suggereerde. Daarvóór stond, in het midden van het toneel, een grote, ronde kast waarvan men twee grote luiken kon opendraaien om dan een soort toneel op het toneel te vormen. Bij het begin van de voorstelling bevond zich overigens een verkleind model van die kast, geopend, met een drietal poppen erin, vooraan op het podium. Meteen werd de sfeer van een naïef poppenkastverhaakje opgeroepen. Karst Woudstra meent dat The Winter's Tale tot de categorie der avonturen behoort en dat men het kan vergelijken met het Spielberg-genre in de hedendaagse film (cf. programmaboekje). Deze aanpak bleek ook uit details in de scènes, zoals het even stampen op de vloer om een boompje te doen verschijnen of om, in de gerechtsscène, twee kartonnen wachters te doen oprijzen. Vanuit die visie ook legde de regisseur een snel tempo op en werd in de vertaling een (al te) scherp snoeimes gehanteerd.
Dit niet onaardige uitgangspunt leidde echter in de uitwerking tot een erg reducerende produktie. Het probleem is natuurlijk dat Een wintersprookje helemaal geen naïef verhaaltje is, maar gestalte geeft aan zeer wezenlijke ervaringen die gesitueerd worden in de ruime context van de cyclische bewegingen van de Natuur.
KVS-Brussel, ‘Een wintersprookje’ van William Shakespeare, in een regie van Karst Woudstra.
De meeste personages - zelfs de hoofdfiguren - werden zeer eenduidig voorgesteld. Aanvankelijk boeide Leslie De Gruyters uitzinnige, heel sarcastische en soms zelfs gewelddadige Leontes de toeschouwer wel, maar zijn felle inzet verhinderde hem ook enige twijfel of innerlijke pijn te tonen. Sien Eggers als Hermione had blijkbaar wel een eigen kijk op haar rol. Zij was een hautaine, zelfverzekerde Hermione, die misschien niet veel voeling met haar man had. Ook in haar vertolking echter werd aan dit type nauwelijks nog enige nuance toegevoegd.
De acteerstijl in deze produktie helde soms te ver over naar het potsierlijke. De in 18de-eeuwse kostuums uitgedoste hovelingen waren karikaturaal getekend als slaafse volgelingen. Ook Cleomenes en Dion, de boodschappers die het orakel gaan raadplegen, waren lichtelijk ridicuul voorgesteld. Erger was echter dat ook het hele feest van het schaapscheren, waarin Perdita als centrale figuur de verloren onschuld voorstelt en dat een vreugdevol symbool moet zijn voor de terugkeer van de lente, de liefde en het leven, als een poppenkast-spektakel overkwam. Verschillende personnages leken wel stripfiguren. En toen Polixenes - net zoals Camillo vermomd met een papieren zak over het hoofd - dan nog zo nodig moest struikelen zodat hij even zijn vermomming verloor, kwam dit symbolische lentefeest gevaarlijk dicht bij de sfeer van een klucht. Overigens was de grote hoorn gevuld met een korenschoof het enige decoratieve extraatje in het wat schraal aandoende feest.
Woudstra onderstreepte duidelijk het contrast tussen de volgzaamheid van de hovelingen en de moedige doortastendheid van Paulina. Door de simplificerende benadering kwam echter de menselijke dimensie in haar karakter nauwelijks tot uitdrukking.
Het relaas over de hereniging door een van de ‘gentlemen’ hier voorgesteld als een kok - werd door Senne Rouffaer heel levendig en kleurrijk gebracht. Ook Ronny Waterschoot die Autolycus vertolkte - een rol die enigszins los van de actie staat -, slaagde er af en toe in om uit het simplificerende stijlverband te springen.
De benadering van Een Wintersprookje als in de eerste plaats een wonderlijk verhaal was een correct uitgangspunt. Het is echter jammer dat men daardoor de magische sfeer - die wel in de muziek van Adriaan Van Noord doorklonk - de symboliek en de karakternuanceringen sterk in de verdrukking bracht.
Jozef De Vos