de psychisch-communicatieve en emotionele geladenheid van een dwingende interactie zoals b.v. in het solowerk van Jozef van den Berg of, sterker nog, van Neville Tranter hier niet in die mate aan.
Bij Taptoe blijft de wisselwerking pop - acteur meer een techniek in het kader van een beeldend spectakel dat de charme van het poppentheater-kijken centraal wil houden. De produkties waarbij de acteur gaat primeren, zijn trouwens niet de meest geslaagde. In de betere voorstellingen is het effect van de mengvorm vooral oogstrelend, maar het is ook artistiek interessant. De confrontatie mens - marionet werkt verdiepend en kan verschillende dimensies krijgen: een wonderlijk spel van wisselende proporties, spiegeleffecten en overlappingen, een demonstratie van (menselijke) manipulatietechnieken, een dialoog tussen droom en realiteit...
In zijn geheel schept het een speelse esthetiek, die je in een vreemdsoortige wereld van relativeren brengt, waarbij de pop soms oorspronkelijker lijkt dan de mens. De esthetiserende aanpak sluit overigens de didactische waarde van de zogenaamde historische ‘biodrama's’ (over Teirlinck, Anseele, Vina Bovy enz.) of van bepaalde kindervoorstellingen niet uit.
Dit integreren van de mens in de ruimte van de door hemzelf gemanipuleerde objectenfiguren, heeft uiteraard ook gevolgen gehad voor de ‘poppenbühne’ zelf. Het betekende een resoluut doorbreken van het conventionele kijkkastpatroon. Produkties worden opgezet in grotere speelruimten, zelfs op plaatsen die traditioneel nauwelijks voor theater in aanmerking komen (benedenzaal van het Gravensteen, oude concertzaal, magazijn, Salons van de opera). In dit verband tekent De Bruyker in tal van produkties voor een vernuftige scenografie, met zin voor zowel grootschaligheid als miniatuur.
Dat Taptoe in al die jaren talloze kunstenaars uit verschillende disciplines in zijn werkzaamheden betrokken heeft, getuigt van een open professionele aanpak, een artistiek bedrijf waar alle onderdelen door een professionele poppenspeldramaturgie ‘gericht’ worden: script, spelconcept, montage, regie, belichting, muziek, en vooral de steeds nieuwe poppenontwerpen en speeltechnieken. Want dit laatste blijft de boeiendste kant van Taptoe. Hierdoor juist heeft het zich ontpopt tot een soort laboratoriumtheater, dat steeds andere procédés probeert te assimileren en te perfectioneren.
Het verkenningsveld is in de loop der jaren inderdaad erg gevarieerd: marionetten, hand-, stok-, staaf- en stangpoppen, cosmetische maskers, mimiekpoppen en draagpoppen, minuscule standmarionetten, objectentheater, zwart theater, projectiewerk, schaduwen en schimmenspel, en elke nieuwe dramatische speelvorm die daaruit voortvloeit.
Teater Taptoe (tot 1981 ‘Marionettenteater Taptoe’) valt door zijn specifieke inhoud buiten het Theaterdecreet van 1975. En de belofte van een eigen Poppenspeldecreet is al vele jaren oud. Taptoe geniet bijgevolg een relatief kleine financiële ondersteuning van overheidswege. Dit mag voor een buitenstaander redelijk vanzelfsprekend klinken, maar wie zich als subsidiënt over de intrinsieke kwaliteiten buigt, zou beter moeten weten.
Fred Six
erwin d.a. penning, De touwtjes los, de wereld in. Twintig jaar Teater Taptoe, Gent 1988. Verschenen als Kultureel Jaarboek voor de provincie Oost-Vlaanderen, nr. 27.