retje ziet staan bij Van realisme naar zakelijkheid van Hans Anten (hier wetenschappelijk weergegeven als H. Anten) dat na verschijnen door de vakpers is afgekraakt. Ik neem aan dat het toeval heet dat Goedegebuure dit boek indertijd tot de grond toe afbrak.
Hoewel G. de Vriend zijn ‘De poëzie van Vijftig’ met een wat al te apodictische uitspraak over de Vijftigers begint en in zijn opsomming van kleine tijdschriftjes uit die tijd Sense and Sentences (waarvan nummer 2 een herdruk van nummer 1 was), Cahier Eylders, de dualist, Uiting, De Keerkring en Spleen vergeet, presteert hij het om in nauwelijks tien pagina's duidelijk uit de doeken te doen hoe de Vijftigers literair-historisch en poëticaal geplaatst dienen te worden. Hij doet dit vanuit de opvatting dat de Vijftigers met hun meest gewaagde experimenten toch altijd binnen de institutie ‘literatuur’ bleven. Ook al beweert K.D. Beekman in zijn nawoord dat de Vijftigers de dadaïsten als hun voorgangers beschouwden - anderen beweren dat het de surrealisten zijn - Vriends zegt dat de Vijftigers geen programma hadden. ‘De Vijftigers weten vooral wat ze niet willen’.
Twee eeuwen literatuurgeschiedenis wordt afgesloten met een bijdrage van T. van Deel over ‘De poëzie van zeventig en tachtig’. Van Deel merkt op dat wie naar een overzicht toe wil, de literaire tijdschriften als uitgangspunt moet nemen. Hij maakt een indeling naar taalgerichte poëzie (Raster), parlandistische (Tirade), neo-symbolistische (De Revisor) en neo-romantische (Maatstaf). Hij noemt als representanten voor deze ‘tendenties’, respectievelijk Hans Favery, Rutger Kopland, Jan Kuijper en Gerrit Komrij. Deze vier dichters krijgen een aparte analyserende bespreking van Van Deel.
Om alle bijdragen kritisch te bespreken zou hier meer ruimte vereist zijn. Om de lezer toch een idee te geven hoe het boek is ingedeeld, noem ik de overkoepelende hoofdstukken: Vormen van literatuurgeschiedenis, Romantiek en realisme, Naturalisme, Symbolisme, Modernisme en de jaren dertig. Het verhalend proza na 1945, Experimentele literatuur na 1945 en De poëzie van zeventig en tachtig. Het boek is als hardback uitgevoerd. Dat mag met een boek waar zoveel waardevols in staat maar hopelijk weerhoudt dat niemand om weer eens met een echte literatuurgeschiedenis te komen. Desnoods alleen van deze eeuw.
Hans Renders
Twee eeuwen literatuurgeschiedenis, Poëticale opvattingen in de Nederlandse literatuur; onder redactie van g.j. van bork en n. laan met medewerking van (behalve de genoemden) W. van den Bergh, J.H.A. Fontijn, M. Mathijsen, A.M.J.A. Mertens, I. Polak en G.J. Vis. Wolters-Noordhoff Groningen, 317 p.