van de invloedrijkste Nederlandse dagbladen is totnutoe hun geschiedenis beschreven en hetzelfde geldt voor die nu definitief verdwenen Nederlands-Indische tak van het nederlandstalige dagbladwezen.
Multatuli en Busken Huet, Maurits en Couperus, Carry van Bruggen en Annie Salomons, Greshoff en Van Nijlen, Willem Walraven en Beb Vuyk, Du Perron en Rob Nieuwenhuys, tot en met de dichters Besnard, Brandt en Vroman, hun nog altijd in de literatuur meetellende namen zijn in die Indische krantenkolommen te vinden. Naast nog politieke zwaargewichten als D.M.G. Koch, M. van Blankenstein, J. de Kadt en de als dagbladschrijver vermomde componist Matthijs Vermeulen, die alle redacteur of medewerker van die bladen waren. Naast de niet-specialisten, die roddelden, scholden, verdacht maakten of anderszins de drukinkt misbruikten. Ook zij zijn als verschijnsel een studie zeker waard.
Maurits was het literaire alter ego van Paulus Adrianus Daum, die leefde van 1850 tot 1898 en na een klerkenfunctie bij de Nederlandse Staatsspoorwegen journalist werd bij het Haagse dagblad Het Vaderland. Hij werkte er 21/2 jaar, publiceerde onderwijl enkele later door hemzelf verafschuwde novellen en vertrok in 1879 naar Nederlands-Indië, waar hij redacteur werd van het dagblad De Locomotief in Semarang, op de noordkust van Java.
Van die krant werd Daum algauw hoofdredacteur, op zichzelf geen prestatie gezien de beperkte oplaag en dus beperkte redactie van de toenmalige Indische kranten. Het gaf Daum de gelegenheid naast zijn politieke inzichten vrijuit blijk te geven van zijn literaire voorkeuren en overtuigingen. Die richtten zich vooral op de Franse nieuwlichter Emile Zola, die hij nog meer dan als romancier als essayist waardeerde. Hij ontleende aan hem zijn stijl en praktizeerde dat toen hij in 1883 eigenaar-hoofdre dacteur werd van een ook in Semarang verschijnende krant met de voor hem vertrouwde naam Het Indisch Vaderland. Daarin begon hij onder het pseudoniem Maurits zijn veelgelezen feuilletons in afleveringen te publiceren, een veeleisende bezigheid die hij tot zijn dood volhield. Toen dat eerste feuilleton met de op Indische agrarische cultures slaande titel Uit de suiker in de tabak! in 1885 in Nederland in boekvorm verscheen, betekende dat ook daar een nieuw procédé en de weergave van een tot dan in de vaderlandse literatuur ongekende werkelijkheid.
Na de verschijning van een tweede roman, 3 jaar later, kreeg Daum de aandacht van de toenmalige literaire avant-garde in de persoon van Lodewijk van Deyssel. Die prees ‘Maurits’ als een boeiend verteller met een natuurlijke taal en als intrigerend beschrijver van een stuk Indische werkelijkheid. Dat wil zeggen de werkelijkheid van de daar werkende Europeanen, die overigens zelf naar de vaak herkenbare modellen speurden in hun van cultuur en vertier verstoken samenleving. En dan tien eerst als feuilleton verschenen romans lang, met prikkelende titels als Hoe hij Raad van Indië werd, 4 delen In en uit 's lands dienst, H. van Brakel, Ing. B.O.W., Goemagoena, 2 delen ‘Ups’ en ‘Downs’ in het Indische leven, 2 delen Aboe Bakar.
Op de duur verschenen Daums feuilletons in een ander blad dan het Semarangse. Najaar 1885 kreeg zijn krant een verschijningsverbod wegens belediging van het gouvernement, uitvloeisel van een praktijk waarmee de koloniale overheid veelvuldig critici de mond snoerde.
Daum werd veroordeeld eerst tot 1 jaar en in hoger beroep tot 1 maand gevangenisstraf. Inmiddels had een uitgever in de hoofdstad Batavia hem uitgenodigd een nieuwe krant te maken, die net nog in 1885 als Bataviaasch Nieuwsblad verscheen en tot 1942 bleef verschijnen. Daum