sponnen episodes met elkaar moet verbinden. Een los en dun snoer, zoals gebruikelijk in een schelmenroman.
Welke zijn de wederwaardigheden van picaro-verkoper Tony? Deze student in de rechten maakt zijn gefortuneerde ouders geld afhandig en gaat in een oude Ford Transit ‘de baan op’, een onzeker commercieel avontuur tegemoet. Hij heeft zichzelf aangepraat dat hij over onmiskenbare verkoopskwaliteiten beschikt, en dat zal hij dan ook eens met klinkende verkoopsuccessen bewijzen. Hij komt in een aantal situaties terecht waar hij zich ternauwernood uit kan redden zonder ook maar iets te verkopen. Al het gelul en de bedrieglijke trucjes ten spijt.
Wat we dus hebben zijn scènes en taferelen waarin Tony het deksel op zijn neus krijgt. Die worden afgewisseld door brieven aan Soo - de brave wat sullige vriend die voor zijn herexamens blokt - en acrobatische oefeningen in de kunst der zelfbevlekking, gepaard (nou ja) aan homo-erotische fantasieën, en fragmenten uit het Burgerlijk Wetboek.
Een schelmenroman dus. Het lijkt wel alsof Lanoye, ondanks zijn academische afschuw, Van Gorps Inleiding tot de picareske vertelkunst als handleiding gebruikt heeft om Vlaanderens eerste echte volwaardige schelmenroman te produceren. De genrekenmerken zijn voorbeeldig verwerkt. Tony leeft op het rad der fortuin, hij haalt allerlei sluwe streken uit, hij bedriegt en wordt bedrogen. Geld is zijn drijfveer en opportunisme zijn wapen. Het grillige reispatroon met de onvaste route van stad naar stad levert episodisch aan elkaar geregen en realistisch gekleurde verhalen op over allerlei avonturen en krachtpatserijen. Je hebt het sarcastische kikvorsperspectief van de marginale enkeling die van de regen in de drop terecht komt, het open einde. Je krijgt te maken met de tegenstelling schijn en wezen, het initiatiemotief (de mislukte cunnilingus door een tandeloze homoseksueel), de weinig uitgediepte karaktertekening (Tony is een vaag personage), het wijzer worden (Tony komt tot diepzinnige gedachten over de samenhang van de wereld). Op het vertelstandpunt na - Alles moet weg heeft geen ik-verteller - zijn alle ingrediënten van de schelmenroman aanwezig.
Een goede picareske roman leest als een trein, en dat is ook met Alles moet weg het geval. Het dunne vertelsnoer geeft hoedanook een flinke vaart aan het verhaal. Een goede picareske roman biedt een averechtse staalkaart van de maatschappij, met haar typische situaties en herkenbare mentaliteit. En dat is ook in Alles moet weg het geval. Het landelijke en stedelijke Vlaanderen wordt met veel verve en zin voor ‘couleur locale’ ten tonele gevoerd. Hier is Lanoye op zijn best: het trouwfeest in Feestzalen Memlinc, de Gentse beestenmarkt, de snelwegen, de industrieterreinen. Via de merkwaardige personages die Tony op zijn grillige tocht als handelsreiziger ontmoet, worden we geconfronteerd met de achterkant van Flanders' Technology en ‘Vlaanderen leeft’. We zien de oude sluwe vrouw die Tony een oor aannaait en warempel nog sterft ook, zonder dat hij haar een levensverzekering kon aansmeren. We zien Andreeke Met De Harley Davidson, de kansloze recidivist die Tony's makker wordt, en die na een mislukte bankoverval wordt doodgeschoten. We krijgen te maken met zure Dikke Freddy die zijn mensenhaat op zijn klanten en onderbetaalde Marokkaanse werknemers uitwerkt. We hebben de studentenmentaliteit, de middenstandsmoraal, de cafépraat. Dat alles wordt knap beschreven en voortreffelijk geobserveerd. Flamboyant naturalisme. Soms wordt het wat wijdlopig en lijkt het net of Lanoye alles tegelijk uit zijn trucendoos tevoorschijn wil toveren. Het publiek mag niet op adem komen.
Met zijn publieke optredens en verbale krachtpatserijen in allerlei
Tom Lanoye (o1958).
media heeft Lanoye een eigen verwachtingspatroon gecreëerd. Men weet wat men krijgt: sarcasme, situatiehumor en scoren op effect. In
Alles moet weg wordt daarop iets teveel gemikt. Met zijn openlijk beleden middenstandsmentaliteit zal Lanoye wel ingespeeld hebben op de argeloze gretigheid van zijn lezers. Hij heeft hen dan ook ‘ietske meer’ aangesmeerd. Met het open einde, waarbij Tony in de haven van Rotterdam wil aanmonsteren op een schip, riskeren we bovendien een vervolg op de avonturen van de gesjeesde verkoper. Op het stramien van de schelmenroman kan je immers eindeloos doorgaan met fratsen en grollen. Maar om nog verder te boeien zal Tony Hanssen als personage wat interessanter moeten worden. Dan zal een ander fetisj dan de Ford Transit verzonnen moeten worden. Misschien een gauchopaard in de Argentijnse pampa's.
Jan Flamend
tom lanoye, Alles moet weg, Bert Bakker, Amsterdam, 1988, 267 p.