Ons Erfdeel. Jaargang 32
(1989)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 45]
| |
De schilderkunst van Bram en Geer van Velde
| |
BiografieAbraham Gerardus van Velde werd op 19 oktober 1895 te Zoeterwoude geboren, zijn broer Gerardus op 5 april 1898 te Lisse. Behalve Cornelia kwam er nog een zuster, Jacoba; zij zou vijftig jaar later, in 1953, de beroemd geworden roman De grote zaal publiceren.Ga naar eindnoot(2) Bram en Geer moesten al snel helpen om de kost te verdienen. Bram was twaalf jaar toen hij als huisschilder in dienst kwam bij Kramers, een meubelmaker en decorateur, bij wie ook Geer enkele jaren later ging werken. Daarnaast schilderden beiden onder invloed van het Amsterdamse expressionisme. Het artistieke talent van Bram van Velde bleef niet onopgemerkt. In 1922 stelde Kramers hem in staat om zich met een toelage verder uitsluitend aan de schilderkunst te wijden. Bram vertrok via München naar de schilders-kolonie Worpswede.Ga naar eindnoot(3) Hij schilderde er landschappen en portretten in een expressionistische stijl. Twee jaar later vestigden Bram van Velde en zijn vrouw, de schilderes Lilly Klöcker, zich in Parijs. In 1925 ging ook Geer van Velde naar Parijs, bleef er wonen en legde zich nu geheel toe op de schilderkunst. In 1930 had de zoon van Kramers een eind moeten maken aan de toelage en voor Bram van Velde brak nu een periode van grote | |
[pagina 46]
| |
Bram van Velde, ‘Zelfportret’, 1922-1924.
armoede aan. Hij vertrok naar Corsica om vervolgens op Mallorca te gaan wonen. Door het uitbreken van de Spaanse burgeroorlog werd hij verjaagd naar Parijs. In 1937 leerde Geer van Velde Samuel Beckett kennen en die ontmoeting leidde tot een aanbeveling bij Peggy Guggenheim: in 1938 vond zijn eerste expositie plaats in haar Londense galerie. De tentoonstelling had geen succes. Via zijn broer maakte Bram van Velde kennis met Beckett. Een andere gebeurtenis, een jaar later, liet een diepere indruk op hem na. Tijdens een wandeling in Bayonne werden de schilder en zijn tweede vrouw, Marthe Arnaud, een protestantse zendelinge, aangehouden voor controle van hun identiteitspapieren. Aangezien zijn verblijfsvergunning bleek te zijn verlopen, werd Bram van Velde gevangen gezet. De vier weken gevangenschap zouden een onuitwisbaar stempel op hem drukken. Tijdens de oorlog was hij niet in staat om te schilderen. Inmiddels was zijn broer Geer in 1938 in Cagnes-sur-Mer gaan wonen. Zijn werk maakte daar een belangrijke ontwikkeling door, nadat hij er vriendschap had gesloten met Pierre Bonnard. Na de bevrijding keerde Geer terug naar Parijs en vestigde zich in de voorstad Cachan. In deze tijd hadden Bram en Geer regelmatig contact met Samuel Beckett, die op verzoek een essay over hun schilderkunst schreef: La peinture des Van Veldes, où: le monde et le pantalon.Ga naar eindnoot(4) In 1946 exposeerde Bram, vijftig jaar oud, voor het eerst en wel bij galerie Mai in Parijs, twee jaar later gevolgd door een tentoonstelling bij galerie Maeght, die ook met Geer van Velde een contract sloot. In 1948 exposeerden de broers hun werk in New York. Eerst na het midden van de jaren vijftig vond de kunst van de Van Veldes erkenning in Parijs. In 1958 werd vrijwel het gehele oeuvre van Bram, ongeveer honderd schilderijen, getoond in de Kunsthalle Bern. Na zijn succes trok Bram van Velde zich terug in de Haute Provence en verhuisde in 1959 naar de omgeving van Genève. Na 1958 waren er regelmatig overzichtsexposities van zijn werk in Amerika en in | |
[pagina 47]
| |
Europa, onder meer in 1959 in Amsterdam en in 1961 in Parijs, met inleidingen van o.m. Pierre Alechinsky en Christian Dotremont. In 1970-71 organiseerde het nationaal museum voor moderne kunst in Parijs een retrospectieve tentoonstelling. In 1981 overleed Bram van Velde in het Zuid-Franse Grimaud. Geer van Velde, die geen contact meer met zijn broer had, overleed in 1977. Ondanks veel groepsexposities in en buiten Europa kreeg zijn werk eerst in december 1981 een grote presentatie in het Haags Gemeentemuseum. | |
OntwikkelingIn zijn schilderkunst is Geer van Velde consequent uitgegaan van zijn persoonlijke wereld, van de dingen om hem heen, die hij herleidde tot platte vlakken waar de kleuren zijn geordend. Zoals zijn doeken in hun voorstelling herkenbaar bleven; zo evolueerden de schilderijen en gouaches van Bram van Velde naar een zichtbare uitdrukking van het onzichtbare. In Parijs ondervonden beiden de invloed van Matisse, die zich bij Geer uitte in een grotere zelfstandigheid van de kleur en bij Bram in de vrijheid van heldere kleurbewegingen. Na zijn vensterschilderijen met geabstraheerde bloemstillevens ontwikkelden zich op Mallorca grovere structuren in meer monumentale schilderijen met maskers en figuren van een dramatische uitdrukking. Geer bleef schilderen vanuit de constructieve compositie, waarin expressie werd tegengegaan en de abstractie toenam. In 1938 verhuisde Geer naar de Méditerrannée, naar het licht, terwijl Bram gevangen werd gezet en alleen was in zijn concentratie op zichzelf. Vanaf dat moment zou de een zich helderder toeleggen op de ruimte, terwijl de ander steeds sterker de noodzaak voelde om zich van zijn beklemmende angst te bevrijden. In het werk van Geer werd de vormconstructie
Geer van Velde, ‘Compositie’, ca. 1950.
meer kubistisch georiënteerd. In zijn tekeningen werden de ruimte en de afstanden tot de dingen belangrijker en het licht ging daarbij een steeds grotere rol vervullen. Met de verschillen in licht en kleur, schaduw en contour of silhouet werd een scheiding tussen binnen-en buitenruimte opgeroepen, zoals die ook bij Braque valt waar te nemen, terwijl het licht en tegenlicht in de kleur door Bonnard werd beïnvloed. In de weinige schilderijen die zijn broer omstreeks 1938-'40 maakte, is van een beheerste stilte geen sprake. Horizontale en verticale kleurvormen staan tegenover elkaar; de ongelijke velden zijn zowel in contrasten van schijnbaar willekeurige ovalen, cirkels en rechthoeken, als met tegengestelde of elkaar aanvullende kleuren zonder diepte geschilderd. Voor zover er sprake is van een bepaald licht, wordt dat altijd omwoeld door donkere en dikke contourlijnen of verfbanen. De spiegel van zijn eigen werkelijkheid die zijn broer legde in zijn schilderij, die is bij Bram de ziel van zijn innerlijke leven. In de jaren vijftig was de produktie van Bram van Velde beperkt tot enkele schilderijen en gouaches per jaar. Er kwamen, mede op aandrang van zijn vrienden Jacques Putman en Pierre Alechinsky, wel veel litho's tot stand, die voor een deel zijn gebaseerd op het geschilderde werk. Er trad ook een verder verlies van de vormen op die overgaan in glijdende stroken, open en gesloten velden, waarin de heldere, transparante kleuren vervloeien en de verf soms vanaf druipt in dunne uitlopers. Het | |
[pagina 48]
| |
Bram van Velde, ‘Compositie’, ca. 1950, 130 × 162 cm.
schilderij is een turbulentie, waarin geen van de vormen een hoofdrol vervult en waarin nergens de mogelijkheid wordt geopend om een keus te maken tussen voor- en achtergrond, boven en onder, links en rechts. Titels ontbreken. Bram van Velde drukte zich uit als een existentialist die tast in zijn innerlijke wezen om daar de bevrijding voor zijn angsten te zoeken in pulserende kleurstromen. ‘Ik weet niet wat ik doe,’ zei hij. ‘Wat ik in een beeld vastleg, is niet het resultaat van een vrij wilsbesluit. Ik weet zelf niet wat het betekent.’Ga naar eindnoot(5) Zo'n uitspraak plaatst Bram van Velde bij de surrealistische opvatting van het creatieve proces: vanuit het eigen innerlijk en zonder controle van de rede. Het maakte hem ook tot een tegenstander van het cubisme. Tegenover de zorgvuldige concentratie die zij broer Geer, met wie hij geen contact meer had, legde in het geduldig op elkaar afstemmen van verhoudingen in lijnen, kleuren en vormen en hun onderlinge gradaties van helderheid of verzadiging, stond bij Bram de onafwendbare noodzaak van het schilderen. Hij bracht zichzelf in een toestand van hypnose en werkte vanuit de ervaren absurditeit van het bestaan. In dit besef stond Bram van Velde niet alleen; ook Giacometti werkte vanuit die tragedie en de filosoof Cioran verwoordde eveneens zo'n ‘Tentation d'exister’.Ga naar eindnoot(6) Zijn drijfveer om te schilderen was de visionaire bezetenheid. Eerder had hij bij Mondriaan de visie en bij Picasso de drift herkend. ‘Een schilder’, aldus Bram van Velde, ‘is iemand die ziet. Ik schilder het moment waarop men begint te zien.’Ga naar eindnoot(5) | |
ReactiesHet werk van zowel Bram als Geer van Velde is met uitzondering van enkele studies naar schilderijen in het Mauritshuis in Den Haag geheel buiten Nederland tot stand gebracht. De waardering is zeer laat op gang gekomen. Het eerste bericht over ‘Twee Nederlandsche schilders te Parijs: A.G. en Gerard van Velde’ komt van Jan Greshoff en dateert van 1929. De auteur legt een directe relatie tussen de ervaring als huisschilders en hun beeldende kunst. Geer van Velde zocht een oplossing in ‘meer samenhang, naar grooter vormen, naar systematischer opbouw.’ Bram schilderde ‘vanuit het innerlijk conflict, het hunkeren van een gevangene naar de primitieve vrijheden’. ‘De radicale verschillen komen uit in de vrijmoedigheid van Geer bij het afzweren van het perspectief’ in een ontwikkeling naar een grotere openbaring van het mysterieuze en bij Bram ‘in de direkte kleur van de compositie met een angstige spanning, een tragisch accent’.Ga naar eindnoot(8) Tot aan de ontdekking door Beckett wordt lange tijd gezwegen over de kunst van de Van Veldes. De voor de erkenning van de schilders belangrijke essays van de Ierse schrijver onderstrepen het belang deze twee oeuvres niet door elkaar te halen. Beckett noemt het werk van Geer ‘terughoudend’ en ‘van een defensieve uitstraling’, terwijl ‘dat van A. verstard lijkt in een lunaire leegte...’ Het zijn, concludeert | |
[pagina 49]
| |
Bram van Velde, ‘Compositie’, 1961, 132 × 196 cm (Coll. Stedelijk Museum, Amsterdam).
Beckett, ‘twee oeuvres die elkaar lijken te weerleggen, maar in wezen elkaar vinden in het hart van het dilemma van de beeldende kunst: hoe moet verandering uitgebeeld worden? Voor de een blijft het ding dat ondergaat, het ding dat veranderd wordt, voor de ander het ding dat teweegbrengt, het ding dat verandering veroorzaakt.’Ga naar eindnoot(4) ‘Hun schilderkunst is de analyse van een toestand van ontbering, een analyse die bij de een de factoren van buiten gebruikt, licht en leegte, en bij de ander die van binnen, duisternis, volheid, fosforescentie. De een lost dit op door gewicht, compactheid en vastheid te verloochenen, door alles wat de ruimte verstoort, het licht tegenhoudt te verscheuren, door het buiten op te slokken op de voorwaarden van dat buiten. De ander te midden van de onwrikbare vlakken van een afgezonderd, opgesloten en voor altijd in zichzelf gekeerd wezen, zonder sporen, zonder lucht, cyclopisch, met korte flikkeringen, in de kleuren van het zwarte spectrum.’Ga naar eindnoot(7) In Drie dialogenGa naar eindnoot(1) zegt Beckett over Bram dat hij altijd bereid is te falen, omdat hij afziet van het ‘veresthetiseerde automatisme’. ‘Ik beschouw hem als de eerste die erkent dat kunstenaar zijn betekent: mislukken zoals geen ander durft te mislukken.’ Hoewel de schilderkunst van Bram van Velde een internationale reputatie geniet, is de erkenning ervoor allerminst breed en zeer verschillend. De oorzaak ligt ook voor een belangrijk deel bij de schilder zelf die er herhaaldelijk blijk van heeft gegeven niet goed raad te weten met zijn kunst. ‘Wat is in feite dit gekleurde oppervlak, dat er eerst niet was?’ zo vroeg Beckett zich af, en hij antwoordde: ‘Ik weet het niet, omdat ik nooit iets dergelijks heb gezien. Dit lijkt mij zonder betrekking tot de kunst te staan, als tenminste mijn herinnering aan de kunst juist is.’Ga naar eindnoot(1) Andere auteurs, kunstenaars en critici sluiten hierop aan. De bewondering van schilders als Alechinsky en Dotremont die Bram van Velde rekenen tot de zeer zeldzame kunstenaars die de kracht bezitten om in een catastrofale tijd de meest natuurlijke en intense spontaniteit te tonenGa naar eindnoot(8), staat in frappante | |
[pagina 50]
| |
tegenstelling tot de veelal gereserveerde houding van critici tegenover zulke subjectieve reacties. Zij kunnen de zelfstandige kracht van de schilderkunst wel erkennen, maar zoeken vergeefs naar een plastisch principe in de verwarrende vormen en kleuren. Voor Geer van Velde is meer overeenstemming in de appreciatie van zijn harmonische en begrijpelijke kunst, die door de eigen verstilde sfeer waarin het licht een symbool werd voor een ondefinieerbare ruimte, invloed uitoefende op de lyrisch-abstracte schilderkunst in Parijs en in Den Haag. Het heeft echter wel tot meer dan vier jaar na zijn dood geduurd voor zijn werk een duidelijk eerbetoon kreeg. De consequente, strenge benadering tot zijn doordachte composities met een overstralend licht in aanvankelijk kontrasterende kleuren die later overgaan naar pasteltinten maakten Geer van Velde tot een gerespecteerde buitenstaander. Zo zijn zowel Bram als Geer van Velde te zien als typische schilders voor schilders. |
|