De Vlaamse film-, televisie- en videodocumentaire
Wie een overzicht van de documentaire film in Vlaanderen wilde hebben, kon wou, moest zich daarvoor tot voor kort zogoed als uitsluitend tot Franstalige auteurs wenden, met name tot Francis Bolen (Histoire authentique, anecdotique, folklorique et critique du cinéma Belge depuis ses plus lointaines origines, 1978) en Paul Davay (Cinéma de Belgique, 1973).
Dank zij het studiewerk van Jan-Pieter Everaerts aan het Centrum voor Communicatiewetenschappen van de Leuvense universiteit is daar verandering in gekomen. Immers, zijn licentieverhandeling De Vlaamse film-, televisie- en videodocumentaire (1986) bewerkte hij tot een vlot leesbare BRT-uitgave, die onder de titel Oog voor het echte verscheen.
Het eerste deel gaat uiteraard over bekende filmpioniers als Charles Dekeukeleire, Henri Storck en Gerard De Boe, de belangrijkste Vlaamse filmer van Belgiës koloniale verleden. Aparte hoofdstukken wijdt de auteur vanzelfsprekend aan de sociaal-politieke documentaires van Frans Buyens en Robbe De Hert, terwijl hij ook de waarde van de Vlaamse produktie van kunstfilms beklemtoont. Dat laatste is een apart genre, waarvoor Vlaanderen eveneens internationale erkenning verwierf niet alleen door het werk van Henri Storck en Paul Haesaerts, maar ook recenter door dat van André Delvaux (Met Dieric Bouts, To Woody Allen with Love) en Patrick Conrad (o.m. Permeke).
De start van de Vlaamse televisie op 31 oktober 1953 betekende het einde van het monopolie van de documentaire film. Aanvankelijk moest de omroep voor het nieuwe medium nog een beroep doen op de makers van documentaire films, maar langzamerhand verzorgde de televisie zelf de produktie van de talrijke documentaires. Everaerts schetst deze ontwikkeling van 1953 tot vandaag.
Vanuit het gezichtspunt van de documentaire schrijft hij zo de geschiedenis van de Vlaamse televisie: de eerste reportages van Omer Grawet, het succes van de rubriek Echo (later vervangen door Terloops), de programma's van de dienst Kunstzaken naast tal van andere. Bijzondere aandacht en waardering krijgen het Panorama-team en Maurice Dewilde, die ook vandaag nog met zijn geprezen reeks over De collaboratie de actualiteit haalt.
Dit nooit tevoren gepubliceerde overzicht van documentaire televisieprogramma's vormt onbetwistbaar het meest relevante hoofdstuk van Oog voor het echte. Uiteraard beschikte de auteur niet over de ruimte om in dit bos van T.V.-documentaires uiteindelijk ook de kwaliteit van de bomen te onderscheiden. Een dergelijke evaluatie dringt zich echter zo langzamerhand op.
Tenslotte besteedt Everaerts nog een kort hoofdstuk aan de opkomst van de documentaire videografie vanaf de jaren zeventig. Hij beperkt zich daarin tot een bondige beschrijving van de commerciële videoproduktiefirma's en de rol die het videowerk in Vlaanderen nog te vervullen heeft. Hierbij merkt hij terecht op dat lokale televisie in Vlaanderen nog steeds niet functioneert, dit in tegenstelling tot o.a. Nederland en Wallonië.
Oog voor het echte is een belangrijke en boeiende publikatie. Niet in het minst omdat deze geschiedenis van 90 jaar documentaire film in Vlaanderen het begin kan betekenen van een onderzoek naar de kwaliteit van de vroegere en hedendaagse T.V.-en videodocumentaire.
Wim de Poorter
jan-pieter everaerts, Oog voor het echte. Het turbulente verhaal van de Vlaamse film-, televisie- en videodocumentaire, Dienst Pers en Publikaties van de BRT, Brussel, 1987, 260 p.