Holland Festival Oude Muziek Utrecht 1988
‘Dit was geen festival meer, dit was een happening’, zo verzuchtte festival-directeur Frans de Ruiter, en programmaleider Jan Nuchelmans voegde daar aan toe: ‘Zoals de uitvoeringen werden gedragen op de vleugels van het publiek, dat heb ik nog niet eerder meegemaakt.’
Het is niet te veel gezegd, dit zevende Festival Oude Muziek was één van de beste tot nu toe. In ieder geval de drukst bezochte, men telde 57.000 bezoekers, 5.000 meer dan vorig jaar. Men kon er niet genoeg van krijgen, zelfs voor de nachtelijke concerten stonden rijen belangstellenden geduldig te wachten.
Dit waren de thema's: trecento-muziek (Landini), de 16eeeuwer Orlando di Lasso, de zonen van Bach (evenals op het Festival van Vlaanderen stond met name Carl Philipp Emanuel Bach centraal), de periode van Willem en Mary en last but not least de fortepiano. De componisten Emanuel Bach, Haydn, Clementi, Mozart, Dusek, Beethoven, Hummel, Field, Schubert, Chopin, Schumann en Liszt werden in korte referaten belicht op een fortepiano-symposium (het thema werd overigens in 1985 reeds aan de orde gesteld). Deze inleidingen hadden één onderwerp: wat is er bekend over de keuze van de instrumenten, wat hebben de onderhavige componisten daarover gezegd? Een op de praktijk toegesneden aanpak, een symbiose van podiumactiviteit en wetenschap; dat is precies wat het festival nastreefde.
Veel indruk maakte Andreas Staier, die woekerde met het zachte register van de moderator, een kleuringsmogelijkheid die het effect van een elektronische muziek bezit, ook Malcolm Bilson, zij het schaarser, wist in vier Mozart-sonates daar expressieve momenten door te bereiken, muzikantesk toonde zich Ludger Rémy in een Emanuel Bach-Haydn-programma.
Verfijnd kamermuzikaal musiceerde vervolgens fortepianist Stanley Hoogland met mezzosopraan Marjanne Kweksilber en klarinettist Eric Hoeprich (Schumann en Spohr), en lieveling van het publiek was ongetwijfeld Melvyn Tan, die lyrisch innemend Chopin vertolkte.
De Moskouse fortepianist Alexej Lubimov, uitgenodigd voor het symposium liet nog op een extra concert zijn affiniteit met Schubert horen. Lubimov interesseert zich ook voor avant-garde (Stockhausen en zelfs Cage) en dat werd hem door de autoriteiten niet in dank afgenomen, maar de glasnost geeft hem nu de ruimte een festival met oude muziek op te zetten, hij wist reeds Les Arts Florissants te strikken. Het superieure ensemble dat de openingsavond voor zijn rekening nam met Charpentier en Purcell, en dat was meteen midden in de roos!
De relevatie van het festival was echter het New Yorkse ensemble Pomerium, voor het eerst in Utrecht te gast, al was dirigent Alexander Blachly reeds drie maal eerder met steeds andere ensembles in deze stad actief. De groep werd in 1972 opgericht, toen nog semi-professioneel. Pomerium musices wierp zich op festival-componist Orlando di Lasso. Veel indruk maakten diens Prophetiae Sibyllarum door The Tallis Scholars (nog maar kort op het repertoire!), de Missa pro defunctis door The Hilliard Ensemble en Le Lagrime di San Pietro, het laatste werk dat de meester - een van de meest veelzijdige uit de gehele muziekgeschiedenis - niet meer heeft kunnen horen. Een zeer massieve zevenstemmige compositie in 21 Deleu als optelsom van alle technieken van Lasso om niet te zeggen van de gehele Renaissance. Onnavolgbaar voorgedragen door The Consort of Musicke, een formidabele prestatie zonder één enkele inzinking.
Spectaculair weer in andere zin was de presentatie van Francesco Cavalli's opera Giasone door een ad hoc-ensemble onder leiding van René Jacobs, in de regie van Christian Gagneron (realistischstereotiep) en de decors van Eric Chevalier (wederom realistisch, maar soms gestyleerd-strak in silhouette-spel). Een co-produktie met de Festwoche der alten Musik Innsbruck. Liefst negen handschriften van de opera