theaterlandschap te inventariseren. Daarvoor bestaan er andere informatieve bladen. Maar vooral daar waar in de voorhoede van het Vlaamse theaterbedrijf op authentieke wijze naar vernieuwing en eigentijdse theaterbeleving wordt gezocht, merk je hoe Etcetera zijn kritische begeleidingsfunctie opneemt, zowel ten gerieve van publiek als van theatermaker.
Selecteren betekent onvermijdelijk tegen zere benen schoppen. Maar niemand zal ontkennen dat de spiegel die Etcetera voorhoudt in de eerste plaats representatief is voor wat er in Vlaanderen de laatste jaren gegroeid is. Wie over het jonge theater in Vlaanderen wil spreken, kan inderdaad niet anders dan blijven stilstaan bij namen als Sam Bogaerts, Guy Cassiers, Jan Decorte, Pol Dehert, A.T. de Keersmaeker, Jan Fabre, Herman Gilis, Guy Joosten, Jan Lauwers, Luc Perceval, Pol Peyskens, Paul Pourveur, Arne Sierens, Dirk Tanghe, Lucas Vandervorst, Ivo van Hove e.a. Hoe verschillend hun theater ook is, allen hebben ze zich losgewrikt uit verstarde theatertradities, bewust reflecterend op het verschijnsel ‘theater vandaag’, en zoekend naar een eigen vormentaal.
Dat zich parallel met deze reeks ‘bezonnen’ opstoten in de theaterpraktijk, aan de zijlijn ook een professionalisering in de kritische theateranalyse heeft ontwikkeld, mag een belangrijke gebeurtenis in het Vlaamse theaterleven worden genoemd. Belangstelling tonen voor het werk van deze nieuwe lichting van theatermakers door het uitvoerig te openbaren en grondig bespreekbaar te maken in een goed leesbaar tijdschrift, breekt bovendien muren open en schept geestelijke ruimte voor een nieuw élan. Het is overigens zeer waarschijnlijk dat de zogenaamde ‘Vlaamse Golf’ (de term komt uit Nederland) die de laatste jaren tot diep in het Noorden is doorgedrongen, voor een deel medebepaald werd door de gezaghebbende stem van Etcetera.
Het eerste nummer van ‘Etcetera’, januari 1983.
Men hoeft het niet altijd eens te zijn, maar wie de balans opmaakt, moet toegeven dat een heel serieuze poging wordt gedaan om op termijn geen loze stokpaardjes te berijden, maar om zich - hoe subjectief dit uiteraard ook is - open te stellen voor een ruim theateraanbod, op voorwaarde dat er vitaliteit en authenticiteit van uitgaat.
Het mag dus niet verwonderen dat ook Franz Marijnen, Tone Brulin met zijn Tiedrie, Walter Tillemans, 10 jaar Internationale Nieuwe Scène, 15 jaar Vuile Mong, 20 jaar BKT, 20 jaar NTG, Radeis e.v.a. hun beurt krijgen. Zo ook wordt aandacht voor knap jong acteertalent (Viviane de Muynck, Frieda Pittoors, Warre Borgmans, Dirk van Dijck, enz.) afgewisseld met erkenning van de zich steeds opnieuw affirmerende ‘oude’ waarden, zoals Jef Demedts, Dries Wieme, Luc Philips...
Bij gelegenheid werd ook enkele malen een artikel gewijd aan monumenten uit het Vlaamse theaterverleden (Jan Oskar de Gruyter, Anton van de Velde, Joris Diels). N.a.v. het overlijden van A. van de Velde in 1983 publiceerde Etcetera zelfs de integrale tekst van zijn Tijl (1925), waarmee het Vlaamsch Volkstooneel zoveel succes oogstte.
Naast die aansluiting bij het eigen historische verleden besteedt Etcetera n.a.v. festivals, ontmoetingen of actuele gastprodukties herhaaldelijk aandacht aan het theater in Nederland en aan internationale spilfiguren zoals Peter Brook, Bob Wilson, Peter Sellars, Ariane Mnouschkine, Peter Stein, Jürgen Gosch, Grotowski en Kantor. En zoals de titel suggereert is er ook ruim plaats voor de soms indrukwekkende vernieuwingen in het hedendaagse dans- en bewegings-theater en muziektheater, in binnen- en buitenland. Een breed verkenningsveld dus, in alle geval.
Dat bepaalde controversiële produkties wel eens een keer door verschillende redactieleden (verschillend) geëvalueerd worden, is voor de lezer erg verrijkend. Hier wordt een van de belangrijkste functies waargemaakt: argumenten aanreiken tot een persoonlijke en genuanceerde visievorming. Daarom zou het goed zijn dat dergelijke vergelijkende analyses in de toekomst vaker afgedrukt worden.
In een gesprek met de nieuwe KNS-directeur Ivonne Lex, met wier theater de redactie niet bepaald veel affiniteiten heeft, merkt de interviewer terecht op dat er een nieuwe theaterstroming waarneembaar is ‘die het begrip dramaturgie uit zijn tekstueel harnas haalt (nr. 13, april 1986). In ieder nummer publiceert Etcetera een volledige theatertekst. Hierbij is de keuze inderdaad heel relevant voor de vernieuwende visie op de relatie tekst-dramaturgie-vormgeving.
Het principe van de scheiding tussen toneelauteur (die overwegend in afzondering werkt) enerzijds en theatermaker (die ‘het stuk’ dan maar ‘speelt’) anderzijds, wordt in een actuele visie op theater steeds meer als creatief onproduktief ervaren. Theater ontwikkelt zich blijkbaar steeds meer in de richting van reflectie op en eigenzinnige herziening en verwerking van het ‘repertoire’. Veel jonge theaterkunstenaars zijn tegelijk acteur en/of regis-