Cobra - internationaal
Het kan vreemd lopen: in 1973 verdedigde Willemijn Stokvis haar proefschrift over Cobra dat een jaar later zou verschijnen bij een literaire uitgever. Ondanks verwoede pogingen van de auteur bleef haar veel geprezen onderzoek over een beweging in de kunst die nog geen kwart eeuw tot de geschiedenis behoorde, onvertaald. De Nederlands lezende deelnemers van Cobra moeten verrast zijn geweest over de wetenschappelijke erkenning, maar er waren er ook die het niet met de standpunten van de jonge kunsthistorica eens waren,
Tien jaar later, in 1983, verscheen de internationale uitgave over Cobra waarop Willemijn Stokvis had gehoopt; nu echter geschreven door een vriend van Dotremont, de oud-secretaris van Cobra, de dichter-ambassadeur Jean Clarence Lambert. Hij gaf zijn rijk geïllustreerde, bij het Mercatorfonds uitgegeven boek de ondertitel Un art libre mee. Het boek , dat voor een goed deel was gebaseerd op het werk van Willemijn Stokvis, werd vertaald in het Nederlands, Engels en Duits. Het moet voor de pionier van het Cobra-onderzoek een schrale troost zijn geweest dat inmiddels in 1980 van haar boek een tweede druk was verschenen. Het bleef pijnlijk, dat de publikatie van Lambert een veel grotere internationale verspreiding kreeg. Als grootste tekortkoming van Cobra, kunst in vrijheid noemde ik in Ons Erfdeel van februari 1984 dat dit boek een visie mist en geen oordeel bevat. Willemijn Stokvis brengt Cobra wel onder een gemeenschappelijke noemer en introduceerde het begrip ‘Cobrataal’ als het resultaat van de beweging. Daar nu ligt het probleem.
Cobra was een internationale groep van voornamelijk Deense, Belgische en Nederlandse kunstenaars, bij wie zich in het laatste jaar ook anderen aansloten. Diverse kunstenaars, als Jorn en Constant en Dotremont, waren ook belangrijke theoretici, die onderling van mening verschilden maar het over één ding eens waren: Cobra vertegenwoordigde geen stijl; dat wil zeggen de kunstwerken werden niet gemaakt volgens tevoren vastgelegde theorieën. Waarin verschilde het Cobra-werk dan wel van andere bewegingen? Willemijn Stokvis onderscheidde de theorie van het werk. Vanuit eenzelfde gedachtenwereld, door verwantschap en nauwe samenwerking waren er overeenkomsten in de beeldende uitingen ontstaan, waardoor weliswaar niet van een stijl, maar dan toch wel van een taal kon worden gesproken. Een taal, die later werd herkend en werd vereenzelvigd met de inmiddels beweging van Cobra, 1948-1951. Over de kenmerken van die taal zijn Stokvis en in haar gevolg Lambert het redelijk eens, maar voor de eerste vormden ze wel en voor de
Constant, ‘Homo Ludens’, 1964, olieverf op doek, 145 × 111 cm, Stedelijk Museum, Amsterdam.