sen heeft de ‘geplande’ vernieling of demontage van de zendinstallaties de start van Zender Brussel aanzienlijk bemoeilijkt. Met zijn Franstalige collega Fleischman had Jan Boon de verdere taken verdeeld. Eerstgenoemde reisde vanuit Zuid-Frankrijk door naar Londen om vandaaruit binnen de kortste keren weer een vrije Belgische stem te laten weerklinken. Boon keerde terug in een dubbele rol: als herder van zijn verstrooide kudde en als wegbereider van de herboren vrije omroep. Dit laatste in voortdurend contact met Londen, via koeriers en geheime zenders, waarbij afspraken gemaakt werden voor het afwerpen van zenderonderdelen die in bezet gebied niet meer voorhanden waren of niet aangemaakt konden worden. Voor een buitenstaander ging Boon hierbij roekeloos, ja zelfs zorgeloos te werk. Ingewijden kenden de verklaring. Zo gaf hij Raymond Brulez ooit eens de raad zich als de bliksem uit de voeten te maken, omdat de toestand hem niet pluis leek. En hij dan? Geen nood, hij stond immers onder de persoonlijke bescherming van O.L. Vrouw van Halle, zijn geboortestad! Hoe dan ook, Boon is de dans ontsprongen, zij het dan een paar keer op het nippertje. En rekening houdend met het enorme risico is het aantal slachtoffers in de rangen van de
zending-Samoyède al met al laag gebleven, o.m. omdat de man van Radio-Loksbergen, G. Keersmaekers - zijn foto komt voor in het oorspronkelijke illustratiemateriaal - niets aan zijn pijnigers prijsgaf. Hoe zinvol hun offer wel was, bleek bij de bevrijding met haar vele, vaak onvoorziene problemen van materiële, politieke en ideologische aard. Van het begin af aan beschikten de teruggekeerde autoriteiten van het land over een doeltreffend voorlichtingsinstrument. In dit verband krijgt een verhaal op blz. 204 een bijzondere betekenis. Begin september werd de gewestelijke zender Henegouwen tot vijfmaal toe door onbekenden aangevallen. Vermoedelijk partizanen die er zich voor eigen doeleinden meester van wilden maken...
Het boek is niet alleen voor de verwaarloosde geschiedschrijving i.v.m. de ontwikkeling van de omroep in ons land belangrijk. Ook vanuit Vlaams oogpunt is het te begroeten en wel in een dubbel opzicht. Enerzijds werpt het een schril licht op de achterstelling waarvan onze taal in die dagen ook bij de radio het slachtoffer was, ondanks de recente invoering van de culturele autonomie op programmagebied. De beheersorganen, de technische en de administratieve diensten zouden nog tientallen jaren unitair blijven dwz. beheerst door de Franstaligen. Er moest gewacht worden op de komst van een Waal als voogdijminister, Pierre Harmel, om een einde te maken aan het feitelijke alleenrecht van het Frans als werktaal in de algemene raad van BRT en RTB! Die raad was toch samengesteld uit beide raden van bestuur.
Voorts is Greta Boons stevig gedocumenteerd boek een billijke correctie op vroegere geschriften in voornoemde taal, waarin het aandeel van de Vlamingen in het algemeen en dat van de katholieke voorman, gewezen secretaris van het Vlaamse Volkstoneel en oud-hoofdredacteur van De Standaard, in een bepaald naoorlogs klimaat onderbelicht werd. Bij de voorstelling in het oude omroepgebouw aan het Flageyplein, waar jan Boon aan de vooravond van de wereldbrand zijn taak opnam om ze tot zijn laatste snik te blijven vervullen, kwam een van de laatste overlevenden, behorend tot de binnenste kring, ene ir. De Kriek van de ULB, trouwens spontaan getuigen dat het relaas niet vertekend was door filiale piëteit. Het relaas laat vader Boon om zijn beslissende bijdrage tot de wedergeboorte van de nationale omroep op 4 september 1944 recht wedervaren.
Karel Hemmerechts
dr. greta boon, De Belgische Radioomroep tijdens de Tweede Wereldoorlog. Het NIR-INR in het verzet 1939-44, Uitgeverij Den Gulden Engel, Wommelgem, 1988, p. 302.