Niederländisch. Brachin-Zinsser
Die niederländische Sprache is de vertaling van Pierre Brachins essay La langue néerlandaise, dat in 1977 verscheen bij Marcel Didier, Brussel. Als de vertaler, Christian Zinsser, op enkele plaatsen van de originele tekst afwijkt, doet hij dat naar het voorbeeld van P. Vincent, die hetzelfde werk in het Engels vertaalde, bijwerkte en actualiseerde (1985). Een paar voorbeelden daarvan. Over jullie loopt en jullie lopen zei de Franse editie dat de twee vormen ‘parfaitement interchangeables’ waren; de Duitse editie voegt daar tussen haakjes aan toe: ‘wenn auch die erste Form mehr und mehr als dialektisch oder als veraltet angesehen wird’. In de Franse editie leverde de zin ‘Een stomme beslissing waardoor zij urenlang zou hebben kunnen blijven zitten wachten’. Het bewijs dat in het Nederlands meer infinitieven opeen gestapeld kunnen worden dan in het Duits; in de Duitse editie is die zin vervangen door een nog treffender voorbeeld: ‘Ik zou je wel eens hebben willen zien blijven staan kijken’. (Is er onder de lezers iemand die nóg beter kan?)
Een enkele passage is misschien niet aan de huidige toestand aangepast waar je dat m.i. wel zou mogen verwachten: is het nog steeds zo dat de meerderheid van de Vlamingen in een spontaan gesprek het gevaar loopt ond te zeggen voor hond, ier voor hier, ong-uwd voor ongehuwd? Mij zijn ook een paar onvolkomenheden opgevallen die in de originele versie aan mijn aandacht waren ontsnapt. Zo zegt Brachin het een en ander over de invloed van het Nederlands op andere talen, maar niet over de invloed ervan op de vorming van het Indonesisch. En de voorbeelden die de auteur geeft om het vereenvoudigde karakter van het Zuidafrikaans te illustreren, zijn niet altijd adequaat. Soller (zolder), kinners (kinders) en leun (leugen) zijn geen Zuidafrikaanse standaardvormen, wel solder, kinders en leuen. Er bestaan voorts beslist nauwkeuriger (officiële) kaarten van België dan die de Franse en de Duitse editie presenteren. Wat is er toch met onze provinciegrenzen aan de hand? Voor de (druk)fouten tegen het Duits zijn vanzelfsprekend de auteur noch de vertaler verantwoordelijk: Spache (Sprache), Waarten (Waasten), Sprachgenze (Sprachgrenze), Mutterspache (Muttersprache), scheiben (schreiben), einer Schusters (eines), eine literarischen Gesellschaft (literarische), dem ortographischem Krieg (ortographischen), Lecoutère (Lecoutere), akkord (akkoord), en vlot spreekster (een), gespochen (gesprochen), onmiddelijk (onmiddellijk), warheid (waarheid)... Vergeleken met de Franse editie steekt de Duitse wel gunstig af door het rustiger lettertype, de overzichtelijker bladspiegel en de stevige band.
Deze opmerkingen zeggen uiteraard niets over de essentie van het boek, maar die is naar aanleiding van de Franse uitgave (1977) in diverse tijdschriften, ook in Ons Erfdeel, (1978, 4) uitvoerig beschreven. En de Duitse editie is gebleven wat de Franse was: een heel geslaagde ‘poging’ om voor niet-Nederlandstalige studenten een beeld te schetsen van het Nederlands in zijn oorsprong, zijn eigenaardigheden, zijn noordnederlands-zuidnederlands dualiteit en zijn verhouding tot het Duits en het Zuidafrikaans. Dit goedgedocumenteerde en levendige werk over onze taal is nog steeds onovertroffen.
Omer Vandeputte
pierre brachin, Die niederländische Sprache, Eine Uebersicht, Vertaling Christian Zinsser, Helmut Buske Verlag, Hamburg, 1987, 220 p.