Film
L'eeuvre au noir van Yourcenar-Delvaux
De voorspelling van Andre Delvaux is jammer genoeg uit gekomen: zijn jongste film L'ceuvre au noir viel in Cannes buiten de prijzen. Toch hadden velen er heel wat om durven verwedden dat deze verfilming van het gelijknamige boek van Marguerite Yourcenar minstens een juryprijs zou krijgen. Ondanks het feit dat Delvaux niet werd bekroond zijn velen er, terecht, van overtuigd dat hij op het palmares niet misstaan zou hebben.
Van een film die succes kent, wordt beweerd dat ‘hij op zijn tijd komt’. Geldt dat ook voor L'ceuvre au noir? Te oordelen naar wat de regisseur daarover zegt, is het antwoord positief. Hij beweert immers dat zijn filmische oeuvre nauw verstrengeld is met zijn eigen persoonlijkheid, zijn eigen opvattingen, zijn eigen ik. ‘Ik bewonder Zeno omdat hij zichzelf blijft, ik herken in hem een zoeker naar waarheid. Ook de wijze waarop hij zijn beroep uitoefent en zijn kennis doorgeeft, zijn zaken die me diep raken’, aldus Delvaux.
Zijn eerste kennismaking met L'oeuvre au noir (een term uit de alchemie) dateert reeds van twintig jaar geleden toen hij het boek kreeg van Jo Dua. Hij las het oppervlakkig en legde het aan de kant.
Werkend aan Benvenuta kwam het onderwerp hem weer voor de geest en bij een toevallige ontmoeting in Cannes met producent Philippe Dusart werd over een mogelijke verfilming gesproken. Dusart vond dat de combinatie Delvaux-Yourcenar klikte en beijverde zich om geldschieters te vinden die bereid waren om in het project te investeren, louter en alleen afgaand op de faam van de tandem Yourcenar-Delvaux.
Privé- en ministeriële beurzen kwamen los. Maar toen diende iets op papier gezet. André Delvaux stelde een soort werkdocument op en contacteerde, via de uitgeverij Gallimard, de schrijfster. Essentieel uitgangspunt was, dat alleen het tweede deel van het boek als basis voor een script zou dienen. Omdat in dat deel, met als titel De terugkeer naar Brugge, een continue verhaallijn aanwezig was. De hoofdfiguur Zeno, alchemist, geneesheer en filosoof, keert na talloze omzwervingen naar zijn geboortestad Brugge terug. Omdat hij een vrijgevochten man is, gedurfde stellingen poneerde en experimenten waagde op medisch gebied, wordt hij door de autoriteiten gezocht. Vooral in het zuiden van Europa. Zeno is ervan overtuigd dat hij in Brugge veilig zal zijn.
Voordat hij, onder de naam Sébastien Théus en in gezelschap van de prior der Cordelieren, de Brugse stadspoorten bereikt, maakt Zeno in onze gewesten kennis met de godsdienstvervolging. Eenmaal in Brugge vindt hij onderdak bij zijn vriend Jean Meyers. Hij wordt er met open armen ontvangen. 's Avonds komt Cathérine, de dienstmeid, hem een verwarmde steen brengen, en blijft bij hem.
Al gauw merkt Théus dat het verleden niet helemaal dood is. Hij wordt namelijk herkend, o.a. door Greete die dienstmeid was bij zijn moeder. In een droom ziet hij zijn moeder trouwens terug. Naarmate Théus meer en meer onder de Brugse bevolking komt, spant er zich een net rondom hem. Hij wordt aangehouden en verschijnt voor de procureur. Deze man benadert hem aanvankelijk uitermate vriendelijk en geeft zijn griffier zelfs de opdracht niets te noteren. Wat Théus, alias Zeno, zegt, blijft ‘onder ons’. Lang houdt de procureur dat spelletje niet vol en Zeno verschijnt voor de rechters. Beschuldigd van ketterij wordt hij tot de brandstapel veroordeeld...
André Delvaux vertelt Zeno's geschiedenis op een sobere, pakkende manier. Hij is er wonderwel in geslaagd om zowel Zeno's levensverhaal als de hele tijdgeest te belichten. Door middel van talloze details word je gewaar in wat een verwarde, woelige, tijd Zeno leeft en hoe hij in het nauw