lieder, een compositie die ter wille van haar massale bezetting en hoge moeilijkheidsgraad bijna nooit het podium haalt. Minder geslaagd vonden we het prestigieuze Prometheus-project. De lichtinstallatie en het lichtspel bij dit Poème du feu van Skrjabin waren wel imponerend, maar leidden de aandacht van de luisteraar ver af van de muziek.
Er werden ook drie opdrachtwerken van Vlaamse componisten in een wereldpremière voorgesteld. Luc Brewaeys (o1959), muziekregisseur bij de BRT, componeerde voor die gelegenheid zijn Tweede symfonie. Het is een werk voor groot orkest met uitgebreid slagwerk, waaronder zelfs een ... benzinetank, een badkuip en watergongs! De compositie is eendelig maar bestaat uit drie onderscheiden geledingen. In de agressieve eerste geleding werkt de componist met klankstructuren en dynamische contrasten tussen o.a. sfeerscheppende glissando's van de strijkers en sterk geritmeerde passages van het hele orkest. Daarop volgt een langzame, meditatieve middengeleding met etherische passages in de violen en ijle klankeffecten, die zoiets als muziek der sferen oproepen. De laatste geleding is gebouwd op een obstinaat ritme in het slagwerk, dat hamerend tot een obsederende climax wordt opgedreven en waarboven o.a. het koper verrassende klankontladingen plaatst. In zijn geheel biedt het werk een brede waaier van klankstructuren en kleureffecten; het is stevig gebouwd, geladen met een expressieve kracht en nergens uitgerafeld. De opvallende ritmische motieven zijn, volgens de componist, bedoeld als een korte liefdesbrief in morse, gericht aan zijn vrouw Hania.
Karel Goeyvaerts (o1923) werkt reeks enkele jaren aan een opera met als titel Aquarius. Die benaming duidt op het 21ste-eeuwse ‘Tijdperk van de waterman’, de in het verschiet liggende periode waarin de maatschappij tot volmaakt evenwicht zal komen en elk individu zijn ideale bestemming krijgt in overeenstemming met zijn intellectuele en menselijke kwaliteiten. Goeyvaerts stelt deze opera, die geen vooropgesteld libretto bevat, in stukken en brokken samen. ‘Het libretto ontstaat samen met de muziek, want het verband tussen woord en muziek is hier veel sterker dan ooit. Vaak wordt geen eigenlijke tekst gezongen, wel fonetische klanken die slechts een vage semantiek inhouden’, aldus de componist. Het Kon. Filharmonisch Orkest en het BRT-koor vertolkten twee fragmenten uit de opera. Aanloop suggereert het hartstochtelijk betreden van de nieuwe grond. Daarvoor schreef Goeyvaerts een vitalistische bladzijde met ononderbroken stuwingskracht en ritmische accenten van de blazers. In de daaropvolgende Kreet voelt de mens vaste grond onder de voet en zindert hij van vreugde omdat hij eindelijk het evenwicht en de echte waarden heeft ontdekt. Daarvoor grijpt de componist terug naar het tonale en gebruikt hij het klassieke drieklankakkoord als symbool van stabiel evenwicht. De muziek klinkt even bewogen als in het eerste deel, maar krijgt af en toe een sterkere lyrische inslag. Deze twee bladzijden doen allesbehalve experimenteel aan, klinken nauwelijks avant-gardistisch. Ze leunen veeleer aan bij het vroegere expressionisme, al werkt Goeyvaerts wel meer met eigentijdse klankcomplexen en met kleine, naast elkaar geplaatste motiefjes, die een sterke spankracht bezitten.
In the green shade van Jacqueline Fontyn (o1930) ligt zowat in dezelfde lijn als de twee voorgaande partituren: ook dit werk boeit door de wisselende klankspectra, schept sfeerbeelden en lijkt sterk gestructureerd. De titel verwijst naar een gelijknamig schilderij van de Chinese schilder Wen Cheng-Ming (1470-1559). Volgens de componiste roept de muziek de atmosfeer op die uit dat schilderij straalt, maar heeft voor de rest niets met Chinese kunst te maken. Het eendelige