het tutti klinkt bij Bruggen veel dramatischer en spannender in de kernachtiger blazers: er is minder boventoonversmelting.
Te eenzijdig fluwelig klonk het recital van Barbara Hendricks, die zich had te sparen vanwege een keelaandoening. Na een ‘aanval’ wendde ze zich tot het publiek: ‘Dit is ongetwijfeld de eerste keer dat u een vocalist voor publiek ziet hoesten!’ Enfin, ze probeerde het nog één keer, maar gaf het na de eerste regel van Wolf's Gärtner verder op. Wèl kwam ze na een pauze nog terug en gaf zelfs een wonder mooie Schubert als toegift!
Ook de eveneens Amerikaanse zangeres Arleen Augér (met het Schönberg Ensemble en Schönberg Kwartet op grote hoogten) kampte met indispositie. Maar in het vrij dramatisch aangezette Die Nachtigal van Alban Berg durfde ze wel degelijk risico's te nemen!
Tot de ‘klassieke’ 20e eeuwers behoort voorts ongetwijfeld de nogal onderschatte Darius Milhaud, evenals Hindemith een roekeloze veelschrijver. Voor Milhaud-kenner Paul Collaer is Les Malheurs d'Orphée zijn meest volmaakte compositie en behoren Christophe Colomb en L'Orestie tot zijn meest grandioze werken. L'Orestie werd concertant uitgevoerd in samenwerking met de Vara-Matinee op de vrije zaterdag, door radio-ensembles onder leiding van Reinbert de Leeuw. Ik heb niets tegen concertante uitvoeringen mits uiteraard de muziek voldoende te bieden heeft en in het geval van Karlheinz Stockhausen's opera Montag aus Licht is dat dan zelfs een voordeel! Want de pers had de scenische presentatie in de Milanese Scala min of meer wegge-schreven vanwege de burleske enscenering: de hoofdfiguur van Eva als reuzin die de meest bizarre manipulaties moet ondergaan, waaronder penetratie door een vleugel (het Klavierstück XIV). Maar wie zich niet liet afleiden hoorde prachtige, zij het te uitgesponnen muziek. Het hoofdaandeel in deze derde opera (na Donnerstag in 1980 en Samstag in 1984) nam het koor en dan steeds in combinatie met één of meer instrumenten. Heel sterk vond ik de eerste acte die zich ontvouwde als één onverbiddelijke structuur, waarbij doorlopende bourdontonen de beweging vasthouden.
Nogal wisselend vond ik de bijdragen met Engelse muziek aan het begin van het festival (goed gecomplementeerd met het Off Holland '88): te esthetisch, iemand als bijvoorbeeld Simon Bainbridge heeft goede ideeën, maar verzandt te gauw in een soort van bleke Dallapiccola. Steve Martland verviel in Glad Day weer in een ander uiterste: vormloze punkmuziek op geëngageerde teksten.
Toch blijft zo'n bijdrage informatief, je waardeert dan een uitschieter als de zeer on-Engelse Brian Ferneyhough des te meer...
Gemengd heb ik ook te berichten over Wolfgang Rihm, die in de akoestisch verrassend goed gelukte Beurs van Berlage (een nieuw onderkomen voor het Nederlands Philharmonisch Orkest) zijn dreigende orkestrale explosies plaatste. Een Monodram voor cello en orkest begint veelbelovend, maar hoe dan verder? Steeds weer doet de structuurloosheid van Rihm zich als een ernstige handicap gelden. Hij schrijft een aaneenschakeling van spannende ‘scene's’, overigens briljant van orkestratie.
Kortom, dat oeverloze wat de esthetische Engelsen valt aan te wrijven, kenmerkt eveneens de Duitse-neo-expressionisten. Zo is Detlev Müller-Siemens (weer zo'n uitstekend Off Hollandcomplement!) ook al een jonge Duitser die houdt van monumentaliteit en zwaarwichtige pathetiek waar ruimte voor nodig is. Als hij het toch compact weet te houden, kan ik er best bewondering voor hebben.
En jawel: zelfs Amerikanen weten wat oeverloos is, maar John Adams had in zijn opera Nixon in China, een coproductie met de Houston Grand Opera, een prachtig beeld als steun (toneel en regie van Peter Sellars). Dat beeld bood pop-art-effecten, daar sprak durf uit. De muziek echter, op basis van de operamuziek van Phil Glass, opgevuld met solistische partijen in de stijl van Amerikaanse musical's (rol van Nixon) en wat Strawinsky, Copland, Weill, Moussorgsky en zelfs Wagner is wel heel eclectisch uitgevallen. Adams was in een concertante uitvoering zeker door de mand gevallen!
Maar de presentatie was meer dan voortreffelijk, zo precies als een Amerikaanse Hollywoodrevue, schitterend van timing. Een opera die zeker gauw zal slijten, maar de eerste keer best indruk kan maken, een clevere yuppiemanifestatie, voor een keertje best aardig. Maar als ik terug denk aan het Holland Festival 1988 dan zal het toch eerder de John Cage-manifestatie in en rond Americain zijn die bij blijft: 36 composities van Cage, 15 van verwanten als Satie, Feldman, Stockhausen en Varèse, en wat te denken van een orkest van 12 radio's, een mobiel carillon en 12 harpen op het balkon van de Stadsschouwburg die ons een ‘Postcard from heaven’ zonden: over pop-art gesproken, maar nu de wèrkelijke, niet romantisch verpakte...
Ernst Vermeulen.