Elisabeth Marain (o1943).
de media snel ontmaskerd werd) is namelijk oprecht. Wellicht zat Marain een beetje verlegen om een onderwerp na een paar jaar van stilte en langzamerhand uitgebluste inspiratie. Haar boeken
Het tranenmeer (1979),
Een mond van zand (1981) en
Uitgestelde thuiskomst (1983) gaan alle drie over vrouwen in een uitzichtloze situatie. Het thema ligt Marain dus persoonlijk, maar het verhaal dat ze uit de mond van Rosalie Niemand optekende, tartte natuurlijk elke verbeelding. De verleiding moet groot geweest zijn om de stof te bewerken, om er zichzelf mee in de kijker te zetten. Toch heeft Marain dat niet gedaan. Het resultaat van haar belangeloze motivatie is een sober, documentair maar diep meevoelend dokument - een kroniek waarmee ze zichzelf overtreft.
Rosalie werd door haar moeder als ongewenst kind verstoten en kwam in diverse tehuizen terecht - de ene nog desastreuzer voor de persoonlijkheid van het meisje dan de andere - om tenslotte voor tientallen jaren begraven te worden in een door nonnen geleide instelling in het dorpje ‘Vrieze’. De schrijfster drijft op de kracht die haar personage uitstraalt: de moed en de wil om ooit eindelijk haar eigen leven te leiden, uit een rotsvaste overtuiging dat zij daar ook het recht op heeft. Alleen nijd, onverschilligheid en bureaucratie stellen haar vertrek naar de normale wereld voortdurend uit. Een sanering van de subsidies in de verzorgingssector brengt toevallig uitkomst. Ook nog het ongeloof belemmert Rosalie om door te zetten, maar uiteindelijk krijgt haar besef van eigenwaarde toch de overhand.
Elisabeth Marain heeft dat dwingende levensverhaal heel getrouw weergegeven en de feiten, waar nodig, onderstreept. Ze hoefde alleen een goeie vertelinstantie te creëren: een betrokkenheid, die fijntjes, maar duidelijk, positie kiest voor het slachtoffer van die aanhoudende onmenselijkheid en de lezer in een ingehouden verontwaardiging meetrekt. Marain heeft dus weinig aan haar eigen fantasie over hoeven te laten. Ze heeft zich op een stroom laten drijven. Toch is het boek daar niet minder om. Het is geen regelrechte biografie, maar een roman, direct, realistisch, populair. Het heeft adem, en had alleen door een Claus of een Boon een groter blikveld geschonken kunnen worden. Maar Marain heeft de fictionele noot nooit boven de documentaire laten primeren. Ze koos voor een cynische, aanklagende toon. Haar visie bleef ondergeschikt aan het doel, Rosalie Niemand een eresaluut te brengen. Haar volgehou-den inzet en overgave hebben voorkomen dat het boek een simplistisch pamflet zou worden.
Zo positief kan ik helaas niet zijn over Brigitte Raskins debuut Het koekoeksjong. Raskin, die in Vlaanderen vooral bekendheid verwierf vanwege haar vinnige optredens in een televisiespelprogramma en verder politiek actief is, heeft zich hiermee op een voor haar onbekend terrein gewaagd. Hoewel, het boek dat nog veel strikter als een documentaire opgevat is als dat van Elisabeth Marain, moet haar als geschiedkundige ook weer niet zo moeilijk gelegen hebben. Alleen emotioneel zal het voor haar niet zo makkelijk geweest zijn.
Het koekoeksjong rubriceert het levensverhaal van Frans Maes, een jongeman die ze in 1970 tijdens de laatste maanden van zijn leven leerde kennen. Het was Brigitte Raskin uiteindelijk
Brigitte Raskin
(Foto Edgard Alsteens).
niet daarom te doen. Ze heeft het boek vanuit een zeer persoonlijke, innerlijke drang geschreven, iets wat ze evenwel op een heel omzichtige manier probeert te verstoppen. De opvatting van literatuur die ze huldigt, stoelt veeleer op logica dan op intuïtie. Voorzover je haar persoonlijkheid van op het scherm kunt inschatten, heeft ze een competitieve geest bij wie alles in het licht staat van dynamiek en functionaliteit. Het verbaast in zekere mate om van zo'n strijdersnatuur een literair document in handen te krijgen. Wou ze gewoon bewijzen ook op deze manier in de belangstelling te kunnen komen? De zaak ligt gevoeliger dan dat.
Het koekoeksjong kiest de documentaire omweg om Raskin de gelegenheid te geven niet teveel ineens van zichzelf te moeten prijsgeven.
Het boek komt heel traag op gang. De kroniek van Frans Maes verloopt als een bronnenonderzoek. Brigitte Raskin kiest, net zoals Elisabeth Marain, fictieve namen, omdat het raadplegen van officiële documenten strikte discretie vereist. Ze laat zoveel mogelijk mensen en instanties aan het woord, die ooit iets met hem te maken hebben gehad. Als weeskind stond Frans Maes onder de hoede van een voogd, en ook hij groeide op in diverse tehuizen. Zijn kansen om het in het leven ver te schoppen waren zo goed als onbestaande. Hij kwam op een twijfelachtige manier aan de kost, was voortdurend op de loop voor het gerecht