De schrijver als ziener; Tip Marugg ‘De morgen loeit weer aan’
Op de nominatie voor de AKO-literatuurprijs 1988, de eerste Antilliaanse roman die ooit op een Nederlandse toptien bestsellerslijst voorkwam... ik bedoel de roman van de Curacaose Tip Marugg: De morgen loeit weer aan, die na ruim twintig jaar zwijgen van de auteur begin 1988 verscheen.
De dronken pelgrim-hoofdfiguur van Maruggs romandebuut Weekendpelgrimage (1957) ging na zijn auto-ongeluk waardoor hij dizzy achter het stuur zijn leven aan zich voorbij zag trekken, toch weer een nieuwe dag op zijn eiland tegemoet. Hij maakte geen gebruik van zelfmoord als een van zijn drie ‘keuze’mogelijkheden. Het doodzieke hoofdpersonage in de tweede roman In de straten van Tepalka (1967) stierf evenwel onder helse pijnen midden in de nacht, eenzaam in een ziekenhuisbed; voor hem was er geen morgen meer en voor hem viel er niets te kiezen. Hoe zal het de in dronkenschap verkerende ‘ik’ vergaan in de derde roman De morgen loeit weer aan (1988), die de keuze tussen leven en dood met behulp van zijn pistool dat op zijn nachtkastje ligt in eigen handen heeft en die reeds als jongen het aanbreken van de dag associeerde met de dood?
Het ik-personage zit van half twee tot drie uur in de nacht voor zijn huis op het terras, in gezelschap van een van zijn vier honden. Hij drinkt bier en whisky en overdenkt in een toestand van half-beneveld zijn het eigen leven en de geschiedenis van zijn eiland en continent.
De persoonlijke herinneringen gaan terug tot zijn elfde jaar toen hij ziek was of op het punt stond volwassen te worden.
Hoewel er een enorme tijdsafstand van meer dan twintig jaar ligt tussen de verschijningsdata van Maruggs drie romans, is het mogelijk een groot aantal overeenkomsten op te merken, wat aantoont dat hij het zoveelste bewijs levert dat een auteur in feite slechts de schrijver van één roman is, hoewel in steeds weer andere vorm gegoten. Dit is juist, maar tegelijkertijd niet geheel waar, want er is in de drie romans naast de overeenkomsten een duidelijke voortgang en ontwikkeling in visie op het leven.
Evenals in de eerste twee romans is de cyclische structuur in De morgen loeit weer aan opnieuw evident en maakt er m.i. de allesoverheersende kracht van uit, omdat ze opnieuw zorgt voor die hechte structuur waarin alles met alles samenhangt in het verhaal en steeds functioneel terugkeert. Zoals de ‘ik’ in Weekendpelgrimage eenzaam in zijn auto vastzat en zijn leven van begin tot einde aan zich voorbij zag trekken, zo was de hoofdfiguur van In de straten van Tepalka gebonden aan zijn ziekbed en zijn koortsvisioenen. De positie van het hoofdpersonage in De morgen loeit weer aan is evenwel een zelfgekozen middernachtelijk isolement op de porch van zijn eigen woning, waar niets dan persoonlijke beweegredenen hem weerhouden contacten aan te gaan met de buitenwereld. Hij is nu op gevorderde leeftijd en noemt zichzelf een oude man. In alle drie de romans krijgt dit in zichzelf opgesloten en besloten zijn vorm in een gesloten cyclische vertelwijze.
We draaien in cirkels rond op welke manier ‘ik’ zijn persoonlijke geschiedenis verbindt met de algemene historie van zijn eiland en continent. Maar waar Weekendpelgrimage ging over de uiteindelijk toch zelfgekozen eenzame positie van een witte minderheidsmens
Tip Marugg (o1923).
in een overwegend zwarte omgeving.
In de straten van Tepalka over het algemene lijden van de mens waaraan niet te ontkomen valt, vereenzelvigt de hoofdfiguur zich in
De morgen loeit weer aan totaal en onvoorwaardelijk met zijn Caraïbisch gebied en Latijns-Amerika. Zijn ondergang wordt dan ook nauw verbonden met die van het continent in zijn geheel; oud worden is steeds meer besmet raken - zowel individueel als continentaal. De grootste cirkel die daarbij getrokken wordt is niet die van één mensenleven of vijfhonderd jaar koloniale geschiedenis, maar van heel de schepping: God ziet de ellende en is zo bedroefd dat hij er om drie uur in de ochtend een einde aan maakt...
Pas als alle zonde en kwaad uitgeboet zijn, zal er plaats zijn voor nieuw leven. We beginnen te lezen over het Caraïbisch gebied en we eindigen ermee; blijven we dan zo in cirkeltjes ronddraaien? Dat hoeft niet en dat is ook niet zo! De mens kan de omstandigheden naar zijn hand zetten - dat wil zeggen het pistool pakken. In het begin doet ‘ik’ dat: ‘Eindelijk lig ik in bed en knip de leeslamp uit... Ik strek mijn arm uit en neem het pistool van het nachtkastje. Het metaal is door de airco snel koud geworden. Ook vogels sterven in het ochtendblauw zeg of denk ik en haal de trekker over’.
Is dit een spelletje Russische roulette of is het pistool ongeladen? En hoe is het aan het einde van de roman als we dezelfde