Ons Erfdeel. Jaargang 31(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Gedichten Miriam van Hee Het karige maal Onder de lamp aan tafel zwijgend eten wij; onze handen als witte vlekken komen en gaan; onze beringde vingers achteloos met het vertrouwde brood spelend. Geen vreugde niets ongewoons is er in de klank van onze messen en vorken. En natuurlijk weten wij niets van het geluk van reizigers in een avondtrein. Uit: Het karige maal. Gedichten voor R. VII het ligt reeds achter ons het ademen is reeds andere kanten uit de zeldzame auto's ruisend over de weg en hoe het licht viel over de schrijftafel hoe wij op de tram de oude straten overdeden en 's nachts, hoe onze koude handen de grenzen van de liefde platstreken in de lakens het ligt reeds achter ons en evenmin te achterhalen als de geur van de wind in kleine badsteden waar wij eens als toegewijde gasten het komen en afvaren van de schepen gadesloegen Uit: Binnenkamers. [pagina 487] [p. 487] herfst de herfst is nog het mooist wanneer al dat onnuttigs in kleuren wordt gezet en de wind overmoedig de vensters opent om de niet verzonden brieven van de tafels weg te vegen het licht mager steeds trager over de helling en vager wordt het vergezicht klammer het laken en de lippen gesloten zo is de herfst eenzelvig en kortstondig en een morgen veel te vroeg op verse sneeuw betrapt Uit: Ingesneeuwd. deze lente, dit nerveuze regenen maakt alles weer onzeker en toch buiten door het raam gaat alles verder: onrust ingemetseld in huisnummers buslijnen rekeningen dagen graden en daar lopen onder paraplu's allen die wat willen worden die al huizen hebben schoenen auto's kinderen ach, deze lente dit uitgesteld ontluiken, dit regenen waarin je afscheid neemt, de trein mist, rondhangt, rechtstaand eet, ontredderd, vrij Uit: Ingesneeuwd. [pagina 488] [p. 488] van de mariannenplatz naar de overkant: gesloopte panden of wat daarvan nog rest behangpapier, de plaats waar de leidingen zaten de holte waar de kolenkachel stond de vragen die zij zich daarbij stelt: hoe het voor de oorlog was waar het bed stond waar de tafel en alles wat daartussen lag van de mariannenplatz naar de overkant dat is niemandsland waarachter straks een raam wordt geschilderd een lek gedicht en porseleinen winterlicht de kamer binnenschuift Uit: Winterhard. haar gewoontes tegen de leegte tijdschriften tramritten boodschappen en soms een middag in de stadsspeeltuin waar iemand haar wat vraagt en ze verstaat het niet ze kijkt al verder weg tussen uitgedund geboomte waar ze met heftige gebaren in roest gebladerte een weg had willen slaan Uit: Winterhard. Vorige Volgende