Ons Erfdeel. Jaargang 31
(1988)– [tijdschrift] Ons Erfdeel– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 463]
| |
raatsverhandeling geschreven studie over de katholieke scholieren- en studentenbeweging in Vlaanderen in de jaren 1830-1890 in een handelseditie uitgebracht. Zij heeft een onderwerp gekozen, dat al decenniën lang de gemoederen in Vlaanderen bezig houdt: wat is de betekenis van de katholieke scholieren- en studentenbonden en welke waarde moeten we aan figuren als A. Rodenbach toekennen. Het traditionele beeld is, dat bekwame en creatieve studenten en scholieren in hun liefde voor de moedertaal door de R.K. kerkelijke gezagsdragers werden beknot en daar soms heftig tegen in verzet kwamen en mee de grondleggers waren van de hedendaagse radicale stromingen in de Vlaamse Beweging. Mevr. Gevers heeft dit beeld genuanceerd en zij heeft daarvoor uitvoerig onderzoek gedaan, niet alleen naar de scholieren- en studentenorganisaties, maar ook naar de reacties van de kerkelijke autoriteiten. In ieder geval kon zij vaststellen, dat er geen sprake was van een systematische anti-Vlaamse taalpolitiek. Integendeel, het belang van het Nederlands werd ingezien, zij het steeds naast en meestal na het Frans. In de jaren vijftig en zestig werd het Nederlands als ‘élément de nationalité’ erkend en in het onderwijs toegelaten. Priesters dienden de taal van het volk te kennen! Letterkundige activiteiten werden op de colleges, seminaries en op de universiteit te Leuven (Met Tijd en Vlijt dateerde al van 1836) aangemoedigd. In de jaren zestig was er zelfs contact met de vrijzinnige organisaties mogelijk en werd de blik ook op Nederland en Duitsland gericht als versterking tegen de ‘romaanse geest’. Dit mondde in de jaren zeventig uit in een scholierenbeweging in West-Vlaanderen, die ultramontaans, romantisch, middeleeuws en anti-Verlichtingsidealen was gericht. Het was Rodenbachs blauwvoeterij. Deze groep scholieren kwam niet alleen op voor meer moedertaalonderwijs, maar had ook fundamentele kritiek op het onderwijssysteem in colleges. Dit laatste punt was voor de kerkelijke gezagsdragers onbespreekbaar en leidde tot botsingen in de jaren zeventig en de late jaren tachtig. Uiteraard neemt de beschrijving van deze organisaties en hun onderlinge betrekkingen en hun verhouding tot de Vlaams katholieke landsbond en andere politieke organisaties het grootste deel van het boek in beslag. Opvallend zijn de grote regionale verschillen in organisatiegraad. Veelal een gevolg van het ontbreken van leidende figuren, maar ook wel van verzet tegen Westvlaams particularisme. Zo kwamen in Oost-Vlaanderen en Limburg scholierenbonden maar traag op gang. Van groot belang bleek, toen de geestelijkheid minder tolerant werd, dat de scholieren op een landelijke organisatie als het Katholiek Vlaams Studenten Verbond en op een aantal goed geredigeerde tijdschriften als De Student en De Vlagge konden terugvallen. Afgestudeerde intellectuelen als Laporta, A. Henderickx, Pauwels, De Visschere en J. Helleputte verloochenden hun roeping niet en bleven de jongeren steunen. Ook bleef het klimaat in de onderwijsinstituten verschillen vertonen. Juist die gegevens over de scholen, de leerlingen en hun leerkrachten, die al dan niet steun verschaften, maken het boek in hoge mate leesbaar. Al met al ontstond er tegen het einde van de 19e eeuw in Vlaanderen een grote groep R.K.-jongeren met politiek besef en met de wil om op het punt van taalrechten zich strijdbaar op te stellen. Tegelijk moeten we met mevr. Gevers vaststellen, dat samenwerking met andersdenkenden tamelijk illusoir was geworden en dat de beweging in sociaal-economisch en politiek opzicht vrij behoudende idealen koesterde. Anti-liberalisme, antisocialisme en een afkeer van de Franse cultuur waren kenmerkend. Belangwekkend is de vergelijking die mevr. Gevers trekt tussen de Vlaamse jongerenbeweging en vergelijkbare organisaties elders in Europa. Voor Vlaanderen geldt dan toch een sterk politiek engagement. Verder legt zij verband tussen de scholierenbeweging en het latere Vlaamsnationalisme, maar stelt toch dat de jeugdbeweging niet zonder meer als bakermat kan gelden. In die jaren was de jeugdbeweging katholiek en Belgisch gericht. Anderzijds kan men ook stellen, dat in deze beweging in de jaren 1870-1890 een sterke kritische geest tegen wereldlijk en geestelijk gezag als machtsinstrument tot ontwikkeling kwam. Een geest die jongeren later ontvankelijk heeft gemaakt voor deelname aan activisme en Vlaams-nationalisme. Maar dit is meer een zaak van persoonlijke accentuering en het doet niets af aan deze voortreffelijke studie. Samen met het werk van L. Vos over de jaren 1914-1935 beschikken we over een fraai en afgerond beeld van de katholieke Vlaamse scholieren en studentenbeweging. Pieter van Hees lieve gevers, Bewogen Jeugd. Ontstaan en ontwikkeling van de katholieke Vlaamse studentenbeweging (1830-1894), Davidsfonds, Leuven, 1987, 278 p. |
|