Culturele samenwerking Nederland-Vlaanderen
Vlalimbrabants
Een ‘cursus Vlaanderen’ in 50 pagina's, je moet Jeroen Brouwers heten om het aan te durven en Stichting Collectieve Propaganda van het Nederlandse Boek zijn om zijn werkje zo te noemen. Ik heb het over Sire, er zijn geen Belgen, een boekje dat op grote schaal werd verspreid naar aanleiding van de Nederlandse Boekenweek, die in 1988 in het teken stond van Nederland/Vlaanderen.
Jeroen Brouwers heet op het achterplat een ‘niet begrepen minnaar van Vlaanderen’ en gezien de inhoud en de ontvangst van bepaalde publikaties is dat verdedigbaar. Zijn reputatie en zijn snedige stijl maken dat je op zijn minst met nieuwsgierigheid aan de lectuur begint: je hoeft maar te denken aan zijn smakelijk pamfletje Alleen voor Vlamingen (1982 - ISBN 90-7008707-3), waarin hij niet alleen goed op dreef is, maar ook telkens de argumenten aanvoert waarom hij zo fulmineert.
Maar kijk eens wat hij nu afscheidt, op het niveau van ‘toen dit een jaar of twintig had geduurd, werd Napoleon naar een eiland verbannen’ (p. 24)... En dat niveau is nog het ergste niet; het ergste zijn de veralgemeningen: omdat er Westvlaamse particularisten zijn geweest, met Gezelle helemaal vooraan, zouden de Vlamingen de historische dwaasheid hebben begaan dat ze Vlaams wensten (!) te spreken en niet de Nederlandse standaardtaal; en omdat de Vlamingen de taal van Conscience niet meer kunnen pruimen, zouden ze meteen al hun oude meesters naar de schroothoop verwijzen...
De eerste helft van het boekje - het historisch overzicht - wordt ontsierd door beweringen die niet bestand blijken tegen enig nadenken:
- ‘Iemand met de Belgische nationaliteit zegt van zichzelf nooit dat hij een Belg is’. Dat is onjuist voor de Franstalige Belgen.
- ‘Mensen uit de ene streek begrepen niet wat hun buren twee kilometer verderop met hun taal bedoelden’. (p. 22). Awel zulle (p. 57).
- Is de taal van Gezelle of Van de Woestijne een ‘sprokkeltaaltje, dat op een modderige manier (is) samengesteld uit het grondwater van eigen dialecten en allerlei aanslibsels uit het Frans, het Duits en nog andere talen’? (p. 31).
- Staan Hoffmann von Fallersleben en Victor de la Montagne werkelijk model voor ‘moderne Vlamingen’? (p. 31).
- ‘De autonome Vlaamse literatuur, zoals deze sedert 1830... ontstond, is voor de Hollander vrijwel integraal ongenietbaar vanwege de schabouwelijke taal waarin die literatuur is geschreven’. (p. 34) Werden Buysse, Streuvels, Timmermans dan niet - met succes - in Néderland uitgegeven, en door Néderlanders gekocht?
Enzovoort.
Vanwege dat geschrijf met het slappe handje en die generaliseringen vind ik Sire, er zijn geen Belgen een prul. Maar het gekke is dat ik het desondanks fundamenteel eens ben met Brouwers' stelling. Gezelle schreef geen Nederlands, Van de Woestijne schreef geen Nederlands, Streuvels, Buysse, Timmermans, Boon schreven geen Nederlands. Ook Van Ostaijen deed dat niet. Althans als we de definitie aanhouden die Brouwers impliciet hanteert en Nederlands gelijkstellen met de standaardtaal die in Nederland in gebruik was en is.
De niet-Franstalige inwoners van het koninkrijk der Belgen spreken de standaardtaal van de Nederlanders niet, ze praten in hoofdzaak dialect. Ondanks de generatieslange inspanningen heeft die standaardtaal klaarblijkelijk niet genoeg prestige en aantrekkingskracht gehad om het pleit te winnen. Tussen de niet bereikte standaardtaal en de voortdurend gebruikte gewesttaal in zijn ten minste drie substandaarden in ontwikkeling: de Vlaamse ten westen van de Schelde, de Brabantse in het midden en de Limburgse in het oosten. Tal van jonge gezinnen spreken vandaag de dag een van die drie substandaardtalen en zeggen dan dat ze thuis ‘beschaafd’ of ‘Nederlands’ praten. Het eerste kan kloppen, het tweede klopt zelden of nooit. Daar bovenop ontwikkelt zich een schrijftaal die met duizenden vezels aan de gewesttaal en de substandaard vastzit.
Jeroen Brouwers heeft natuurlijk gelijk: Vlamingen spreken en schrijven geen Nederlandsvolgens-zijn-definitie. Hoe dan de taal genoemd die de reeds vermelde auteurs gebruikten en die in niet-Franstalige Belgische boeken en kranten gedrukt staat? Zuidnederlands mag niet van Brouwers, Belgisch zou te inhalig zijn ten opzichte van de Walen, Vlaams discrimineert hen die niet in het historische graafschap Vlaanderen wonen en is veeleer een passende benaming voor de westelijke substandaard. Daarom stel ik voor die taal voortaan maar Vlalimbrabants te noemen.
En wat nu? Wat doen we nu met ons gelijk, Brouwers? Als de lezer van mij een antwoord wil hebben: rustig voortboeren, zonder krampachtige pogingen om de eng-Nederlandse normen te volgen en zonder een zweem van complexen bij het creatief taalgebruik. Als de twee dochters waar Brouwers het over heeft uiteindelijk samengroeien tot een Siamese tweeling en later tot één lijf, goed. Doen ze dat niet, ook goed. Tenslotte wijkt het Vlalimbrabants niet zo enorm af van het Nederlands à la Brouwers, zodat mensen van goede wil elkaar ‘trotzdem’ zullen begrijpen.
Of schort er iets aan Brouwers' inzicht in zijn eigen liefde/haatverhouding met de Vlaamse letteren? Aan het Friesch Dagblad heeft hij toevertrouwd (16 maart 1988): ‘En daarom dat boekje, om te laten zien hoe dat nu eigenlijk in elkaar zit. Hoe komt het